Klimaatwetenschapper Bart van den Hurk is voorgedragen als kandidaat co-voorzitter van werkgroep II van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties.
Bart van den HurkHet kabinet draagt Van den Hurk, wetenschappelijk directeur bij Deltares, voor. De wetenschapper is een internationaal gerenommeerde expert op het gebied van de fysieke aspecten van klimaatverandering en adaptatie. Hij heeft een brede kennis van de kwetsbaarheid van het klimaatsysteem door klimaatverandering.
Als hoofdauteur heeft hij belangrijke bijdragen geleverd aan het rapport van werkgroep I in de zesde cyclus van IPCC, waaronder de ontwikkeling van de innovatieve Interactieve Atlas.
Zijn werk vormt een belangrijke brug tussen de rapporten van Werkgroep I en II, aldus het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in een persverklaring. Werkgroep II is verantwoordelijk voor het IPCC rapport over de gevolgen van klimaatverandering voor mens en natuur, de kwetsbaarheden en de mogelijkheden om ons aan te passen aan klimaatverandering (adaptatie).
Van den Hurk: “We zitten in het tijdperk van de aanpassing aan een veranderend klimaat. Talloze groepen en instanties nemen talloze besluiten om deze aanpassing vorm te geven. Ik kijk ernaar uit hier via werkgroep II van het IPCC een bijdrage aan te leveren.”
Zijn nominatie omvat de bereidheid om in Nederland een Technische Ondersteuningseenheid (Technical Support Unit, TSU) op te richten, aldus de persverklaring.
Een IPCC werkgroep wordt geleid door twee co-voorzitters. Singapore heeft ook een co-voorzitter genomineerd. De landen van de Verenigde Naties kiezen op de 59ste Algemene Vergadering in Nairobi (25 tot 28 juli) de voorzitter, co-voorzitters en vice-voorzitters van het IPCC Bureau. Dat is de start van de zevende cyclus. De zesde werd in maart afgesloten met de publicatie van het meeste recente IPCC-rapport.
We willen een techniek ontwikkelen om de bodem omhoog te laten groeien met 1m p/jaar. We hadden al zitten denken aan dit systeem, maar ik zou graag eens willen praten over jullie ervaring of samenwerking .
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.