secundair logo knw 1

Als je als onderzoeker veel bezig bent met klimaatverandering heb je niet altijd een blijde boodschap te verkondigen, vooral als het gaat over de klimaatgevolgen en de noodzaak en mogelijkheden voor aanpassen (klimaatadaptatie). Tegelijkertijd weten we, onder andere uit het recente IPCC-assessment, dat adaptatie al plaatsvindt en ook zin heeft. De snelheid en schaal waarmee dit gebeurt, loopt echter achter bij de snelheid van de klimaatverandering.

door Marjolijn Haasnoot

Marjolijn Haasnoot 180 vk parapluie Marjolijn HaasnootMaar laten we even stil staan bij wat er al wél gebeurt.

Twee vakcollega’s, Floris Boogaard en Nanda Sluijsmans, delen regelmatig inspirerende voorbeelden met foto’s van klimaatadaptatie in de praktijk. Ze gaan veelal over vergroening en meer ruimte voor water en natuur (en minder grijze bestrating of asfalt). Een van de meest gebruikte adaptatiemaatregelen in de stad zijn wadi’s, zo blijkt uit de inventarisatie op climatescan.nl die Floris faciliteert.

In deze grote groene greppels kan water geborgen worden in tijden van extreme neerslag. Straten worden zo ingericht dat het water naar de wadi stroomt en daar de bodem infiltreert. In andere tijden bieden ze groen, verkoeling, ruimte om te recreëren en ruimte voor natuur. Groene daken, afkoppelen van de regenpijp, open bestrating en regentonnen om water op te vangen of de bodem in te laten filtreren zijn andere voorbeelden.

Kleurige foto’s illustreren hoe straten veranderen in groene oases om hittestress te verminderen. In de vakantiestraatjes, zo noemt Nanda ze, kunnen buurtbewoners buiten zitten, buitenspelen en elkaar ontmoeten. Auto’s gaan naar parkeerterreinen, waardoor er minder verharding nodig is.

De vraag is nog wel: hoe effectief zijn deze (vaak kleinschalige) maatregelen bij een verdere opwarming van de aarde?

Deze voorbeelden zijn vaak lokaal en in de stad. De vraag is nog wel: hoe effectief zijn deze (vaak kleinschalige) maatregelen bij een verdere opwarming van de aarde? Hoe kunnen we ze verder opschalen? Een wadi werkt voor de regen die in de buurt valt, maar om extreme neerslag te verwerken zijn veel meer wadi’s nodig. En vanwege droogte en waterkwaliteit zullen we zuiniger moeten omgaan met drinkwater en vaker regenwater moeten hergebruiken.

Bovendien wordt, als het gaat om klimaatadaptatieplannen, vaak het zichtjaar 2050 gebruikt. Langer vooruit kijken is belangrijk bij maatregelen met een lange levensduur. Hierbij gaat het niet alleen om de fysieke levensduur, maar ook over de maatschappelijke impact. Dan hebben we het niet over een geveltuin natuurlijk, maar wel over wijken die nu gebouwd of aangepast worden, want die staan er nog wel in 2050 en ook nog wel even daarna. Ook trekken investeringen, zoals infrastructuur, wegen of bedrijven, weer andere ontwikkelingen aan, waardoor er zichzelf versterkend pad richting de toekomst ontstaat. Idealiter is iedere investering een bouwsteen voor de lange termijn.

Daarmee is klimaatadaptatie niet een last, maar een mogelijkheid om toe te werken naar een fijnere plek

Gemeentes spelen een belangrijke rol bij klimaatadaptatie in de stad. 60 procent van de gemeenten neemt klimaatadaptatie mee in planologische procedures en 45 procent in aanbestedingen [1]. Willen we klimaatadaptatie serieus nemen, dan zal dit percentage omhoog moeten. Hoewel innovaties belangrijk zijn voor de lange termijn adaptatie-opgave, zijn veel adaptatiemaatregelen nu al beschikbaar. Voor het versnellen van de implementatie moeten burgers en bedrijven actief betrokken worden bij ontwerp en uitvoering, naast het mobiliseren van financiële middelen.

Goed voorbeeld doet goed volgen? De foto’s van Floris en Nanda geven een mooi beeld van wat al gebeurt en spreken ook de verbeelding aan van wat er nog verder zou kunnen in de toekomst. Deze verbeelding is belangrijk en geeft inzicht in de (neven)baten van klimaatadaptatie voor een groter publiek. Het maakt de stad leefbaarder en heeft een positief effect op natuur en gezondheid. Daarmee is klimaatadaptatie niet een last, maar een mogelijkheid om toe te werken naar een fijnere plek. Echt iets om blij van te worden.

Marjolijn Haasnoot is onderzoeker klimaatadaptatie bij Deltares en Universiteit Utrecht

[1] Klimaatadaptatie bebouwd gebied - Bouwend Nederland


LEES OOK DE ANDERE COLUMNS VAN MARJOLIJN HAASNOOT

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

h2ologoprimair    PODIUM

Podium is een platform voor opinies, blogs en door waterprofessionals geschreven artikelen (Uitgelicht). H2O draagt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze bijdragen, maar bepaalt wel of een bijdrage in aanmerking komt voor plaatsing. De artikelen mogen geen commerciële grondslag hebben.

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

Geachte mevr. Sien Kok,
alles is onlosmakelijk atomair verbonden binnen relativiteit van tijd/ruimte en eenheid geest stof, telen zonder chemie, inschakelen industrie en prive personen telt allemaal, maar denk ook even aan satellieten met hun negatieve effect op klimaat, 24/7. U geeft oude wetmatigheden een nieuw jasje. Succes, Jan Kalverdijk
Interessant. Hoe staat het met de PFAS-hoeveelheden die bij Chemelot in de Maas worden geloosd, wordt hier wel op gehandhaafd? 
Niet zo vreemd dat van die akker- en weidevogelsoorten de populaties teruglopen . Dat kan je zo hebben als je het vol zet met zonnepanelen en windturbines (birdblenders).
Dit heb ik ook nodig. Wij maken van slootmaaisel, een nieuw product, Wortelbeton, voor waterschap Rijnland. Artificiële Rietzudde, voor KRW- doelen. We hebben nog een toepassing van Wortelbeton en dat is veen maken. Daarmee werken we samen met gem Amsterdam en Waternet/AGV en VIP_NL. 
We willen een techniek ontwikkelen om de bodem omhoog te laten groeien met 1m p/jaar. We hadden al zitten denken aan dit systeem, maar ik zou graag eens willen praten over jullie ervaring of samenwerking .
@Almer BolmanEens Almer, de laatste twee kalenderjaren waren uitzonderlijk, extreem nat. En enkele jaren daarvoor extreem droog. Het lijkt er echter op dat wateroverlast eerder een reden is om in actie te komen dan droogte. De flanken van de Veluwe (en de beken aldaar) reageren zeer snel op natte en droge perioden omdat -zoals je weet - de reservoircoëfficiënt daar gering is. Daarom is mijn plan om juist niet op de flanken - dat heeft geen zin - maar op de hoge delen (daar is de genoemde coëfficiënt groot en de grondwaterstand diep) de grondwateraanvulling te vergroten, ofwel door vermindering van de verdamping ofwel door gecontroleerde (!) infiltratie van perfect voorgezuiverd rivierwater. Het doel is te bereiken dat beken en sprengen weer hóger op het massief ontspringen en langer water voeren. Dat zal een enorme boost geven aan natuur en biodiversiteit. Het kwelwater naar de beken is overigens geen infiltratiewater, het is en blijft geïnfiltreerd regenwater. Als we in hoge delen van de Veluwe water infiltreren, kiest dat een diepe, uitermate lange, langzame weg naar de randen van de Veluwe waar het pas na eeuwen - misschien zelfs millennia - opkwelt.
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.