OPINIE - De Commissie Aanpassing Belastingstelsel heeft recent haar definitieve voorstel voor herziening van de waterschapsbelastingen gepresenteerd. Een heleboel zaken gaan in een goede richting, ook al is dat mogelijk kostentechnisch vervelend voor bepaalde categorieën.
door Johan Raap
Het is goed dat gekozen gaat worden voor kostenveroorzaking in tegenstelling tot het aloude ‘de vervuiler betaalt voor zuurstofbindende stoffen’ omdat tegenwoordig de inspanning naar vervuiling heel anders geworden is dan in de beginfase van de opzet voor vervuilingsheffingen.
Weliswaar gaat dit schrijven met name over de indirecte lozingen, in de inleiding wil ik toch ook iets zeggen over directe lozingen: ik steun op zich dat nu Nitraat en Fosfaat in de heffingsformule worden meegenomen, en dat we dus verder gaan dan alleen zuurstofbindende stoffen. Jammer echter dat de heffing op directe lozing blijft bestaan. In een eerder artikel in dit blad hebben we al wel eens aangegeven dat directe lozingen geen kosten meer veroorzaken, tenminste als het binnen de vergunningsruimte is.
Als er iets mis is met de lozing, zou dat tot uitdrukking moeten komen via de beschikking –die gebaseerd is op de ecologische effecten-, en niet via de heffing. Dat waterschappen vanaf nu ook gaan betalen (aan zichzelf) voor lozingen, daar hebben we als samenleving natuurlijk geen enkel profijt van. Er moeten goede beschikkingen gegeven worden en er moet goed gehandhaafd worden.
Ik beperk me nu tot de indirecte lozing en dan met name de organische stof aspecten. Ik gebruik daarbij nog even de aloude term CZV, ook al weet ik dat die onder een vergrootglas ligt. Er is een bepaalde relatie naar de nieuwe TOC, die voor elk type organische stof iets anders is.
Rekenvoorbeeld
Ik kom met een eenvoudig rekenvoorbeeld van een voedingsmiddelenbedrijf. Stel als bedrijf heb je een kg CZV over Het is je dus helaas niet gelukt om die kg organische stof (is voor koolwaterstoffen ongeveer een kg CZV) op te waarderen tot voedingsingrediënt voor mens dan wel dier. Je moet het dus kwijt en dan krijgt die kg de stempel afval. Dat ‘kwijt raken’ kun je zelf doen via anaerobe technieken.
Als je het slim doet en met name het biogas goed benut (liefst na eenvoudige opwaardering in je eigen ketel) dan kun je per kg CZV 12,6 MJ energie benutbaar krijgen.
Deze 12 MJ per kg CZV houden we even vast in onze gedachten.
Die kg CZV kunnen we ook lozen in het riool, en nu komen we in het gedachtengoed van de CAB. In dat geval komt het uiteindelijk op een rwzi (als het niet is overgestort of anderszins is omgezet in het riool), alwaar een fractie van 60-70 % door dissimilatie -zowel direct als endogeen- wordt omgezet naar CO2. Per slot van rekening zijn immers alle rwzi’s in ons klimaat aerobe reactoren. Die omzetting naar CO2 kost energie, beter gezegd elektra, en daarvoor reken ik veiligheidshalve met een getal van 1,5 MJe/kg dTZV.
Echter, ik weet ook dat elektra geen primaire energie is, dus ik moet met 2,5 vermenigvuldigen (elektriciteit maken we gemiddeld met 40 % rendement uit fossiele energie). Die afbraak van de gemiddeld 65 % CZV kost dus circa 2,5 MJ. Natuurlijk levert die 35 % assimilatie via slibvergisting, gestimuleerd door allerlei kraaktechnieken, weer benutbare energie op, maar dan kom ik toch niet verder dan 3,2 MJ per die kg ingebrachte CZV. Per saldo resteert dan 0,7 MJ, oke ik rond dat af op 1 MJ, maar dan moet je het volledige proces heel goed beheersen.
En, nu komt het: die 1 MJ die de waterschappen netto winnen met hun ‘energiefabrieken’ krijgt dankzij al dat getamboer en getrompetter van de bestuurders van waterschappen veel meer ‘waarde’ dan die 12 MJ die het bedrijf er zelf uit had kunnen halen.
Spotgoedkoop
Het frustrerende is nu dat de CZV (via de nieuwe omrekenfactor TOC) spotgoedkoop gaat worden om te lozen in het riool. Daarmee beloon je dus in mijn ogen de bedrijven die die duurzame anaerobe waterbehandeling niet hebben, en benadeel je de bedrijven die dat (al van oorsprong af) wel hebben.
Ik kom hiermee helaas tot de conclusie dat de nieuwe voorstellen helemaal niet duurzaam zijn. Dat is frustrerend want ik heb zelf al die jaren meegelopen in het traject dat aan de CAB-voorstellen vooraf ging. In dit traject had het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de regie en heette het project nog netjes: “Modernisering Zuiveringsheffing : verkenning van de mogelijkheden voor een duurzame en doelmatige zuiveringsheffing”. Die term duurzaamheid is blijkbaar ergens onderweg gesneuveld.
Maatwerk
Ik begrijp heel goed dat er allerlei nuanceringen aangebracht kunnen worden. Ik begrijp dat die kg CZV niet de kg van een gewoon bedrijf is en al helemaal niet van het huishoudelijke afvalwater. Ook bij de grotere lozers is nuancering van belang, zoals concentratie, temperatuur, mate van afbreekbaarheid, CZV/Kj-N ratio en vracht.
Natuurlijk is het goed dat we voor het normale rioolwater de dingen aanpakken zoals we momenteel doen, en vanuit mijn didactische bijdragen steun ik ook volop de ontwikkelingen in het rioolwater aangaande vermindering van de inzet van fossiele brandstoffen en winnen van andere grondstoffen. Maar voor grotere lozers is maatwerk belangrijk. Laat ik mijn oude stelling maar weer van stal halen; als je een waterstroom hebt van meer dan 2000 mg/l en een vracht van meer dan 2000 kg/dag, dan is het niet duurzaam dat aeroob af te breken, en dus ook niet naar een aerobe rwzi te sturen. Dat juist vraagt om maatwerk. Die nuancering zou ik graag verder onderbouwd zien.
Vanuit mijn onderwijs ervaring kan ik stellen dat de jongere generaties dit niet meer zullen pikken. Ik zie studenten opstaan en kritische vragen stellen. Algemene terminologie zoals duurzaamheid en circulariteit wordt niet meer klakkeloos aangenomen, er wordt doorgevraagd en men gaat op zoek naar de onderbouwing. Ik heb heel enthousiaste studenten al eens duidelijk horen zeggen tegen bedrijven : ‘meneer dat businessmodel van U is niet houdbaar’’. Heerlijk omdat te horen, nu vanuit hun veilige onderwijs omgeving, maar straks vanuit de rollen en functies die ze in de samenleving gaan vervullen.
Ketendenken
Ik doe een appel op de benadering vanuit de keten, en het wordt tijd dat we dat eens goed gaan bespreken en bediscussiëren. Het doet mij soms pijn te constateren dat veel mensen bij de waterketen alleen denken aan de trits drinkwater riolering en rioolwaterzuivering, zijnde de 3 overheids gedreven organisaties. Industrie is vaak volkomen afwezig in de discussies en industrie heeft wel zeker haar effecten, mogelijkheden en verplichtingen. Voor onze verenigingen zie ik dus nog steeds een dankbare bijdrage voor SKIW (Stichting Kennisoverdracht Industriële Watertechnologie) en het DBC (Dutch Biorefinery Cluster). De afgelopen tijd is voor deze organisaties juist duidelijke inbreng gevraagd en gekregen vanuit de waterschappen.
In al die jaren heb ik gepoogd het taalkundige begrip ‘aan en afhaakproblematiek’ te nuanceren tot systematiek. In een NVA congres in 2003 van de toenmalige programma groep Waterketen, was er al een stelling die zei dat die terminologie van problematiek, een echte waterschapsterminologie is’’. Het is blijkbaar niet mogelijk dit aan te passen en rest mij de conclusie dat het eigenlijk helemaal niet uitmaakt wat je als bedrijf doet, of je doet niks, of je haakt af, of je haakt aan; het is blijkbaar in sommige ogen en oren altijd een problematiek.
Johan Raap is lector Biobased Energy aan Avans Hogeschool, Breda
Hoeveel kogels heeft men laten vallen (op verschillende plaatsen) om te concluderen dat de faalkans als gevolg van een impact (25 kg bal van 22 meter hoogte lijkt me inderdaad een aardige klap geven) op een voldoende laag niveau zit?