Met een nieuwe analysetechniek hebben onderzoekers van de Universiteit Utrecht en het NIOZ op twee locaties in de Waddenzee onzichtbare deeltjes plastic opgespoord. Ze schatten dat er in de hele Waddenzee ruim 21 ton nano- en microdeeltjes rondzweven.
Hun onderzoek is een belangrijk puzzelstuk in de zoektocht naar verdwenen plastic, aldus hoofdonderzoeker Dušan Materić van de Universiteit Utrecht (UU) in een toelichting. "Als je deze getallen extrapoleert naar de rest van de zeeën en oceanen, dan is dit een substantieel deel van het plastic dat de wetenschap ‘kwijt’ was in de wereldzeeën."
Van alle plastics die in het milieu verdwijnen, kan volgens de wetenschappers 99 procent niet worden teruggevonden. Zij concluderen dat dit grotendeels in nanodeeltjes uiteengevallen is en rondzweeft in de oceanen.
Materić en zijn collega’s Rupert Holzinger van de UU en Helge Niemann van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) publiceerden hun bevindingen onlangs in het tijdschrift Science of the Total Environment.
Per liter Waddenzeewater vonden ze omgerekend 4,2 microgram deeltjes tot 200 nanometer groot en 3,1 microgram deeltjes van 300 nanometer tot 2,7 micrometer. "Dat zijn twee eetlepels nanoplastic per olympisch zwembad", verduidelijkt Materić.
Meer locaties
Bij hun nieuwe analysetechniek, voluit Thermal Desorption-Proton Transfer Reaction-Mass Spectrometry (TD-PTR-MS), worden deeltjes in een monster zo verhit dat ze ‘verdampen’. Vervolgens zijn met een zeer nauwkeurige massaspectrometer de aard en de hoeveelheid van de plasticmoleculen te bepalen.
Het is volgens de onderzoekers voor het eerst dat nanoplastics, die nog kleiner zijn microplastics, geïdentificeerd en gekwantificeerd konden worden. Het gaat om een pilot; voor een betrouwbaar beeld van de hoeveelheid nanoplastic in het water is het nodig dat op veel meer locaties in verschillende zeeën en oceanen monsters worden verzameld. Daarmee zijn ze intussen ook begonnen op de Noordzee, de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan.
Daarnaast is meer onderzoek nodig om iets te kunnen zeggen over de effecten op bijvoorbeeld vissen.
Interessant artikel van Stephan Kuks over de toekomst van de waterschappen. Zelf vraag ik mij af of de waterschappen wel in staat zijn om antwoord te geven op de grote maatschappelijke vragen, die ook hij noemt. Hij zegt: "Nu wordt het tijd dat waterschappen duidelijk maken dat er vanuit water en bodem grenzen zijn, en dat de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van Nederland hierop moeten worden aangepast.” Dat lijkt op het oog een logische uitspraak, maar de grote vraag is of het huidige waterschap deze vraag wel inhoud kan geven. En niet vanwege dat het waterschap niet deskundig zou zijn, maar meer vanwege de samenstelling van het bestuur en dat het mandaat op de genoemde onderwerpen zeer beperkt is.
En natuurlijk, prachtig als Kuks vindt dat de waterschappen duidelijk stelling moeten nemen in het maatschappelijk debat over de toekomst van ons land, maar welke stelling dan? Het belang van de boeren? Het belang van de natuur? Het belang van woningbouw? Deze discussie hoort in eerste instantie thuis op het allerhoogste politieke niveau. Daar heeft men het de afgelopen decennia lelijk laten liggen, maar dat betekent niet dat nu het waterschap aan bod is. En natuurlijk voor het waterbeheer zijn de waterschappen de ogen en de oren van de samenleving. De waterschappen zijn bij uitstek degenen die van onderop knelpunten en ideeën kunnen aandragen om het beleid op provinciaal en nationaal niveau effectief vorm te geven. Maar ik moet er niet aan denken dat de waterschappen dat in die breedheid zelf zouden moeten gaan oppakken.
En om dan ook maar tegelijk tegen een heilig huis aan te schoppen, we zouden ons zelfs kunnen afvragen of waterschappen en het functioneren ervan nog wel van deze tijd is. Zeker als het gaat om ruimtelijke ordening en klimaat heeften provinciaal bestuur veel meer mandaat en dus veel meer slagkracht. Wat mij betreft zou het waterbeheer zo overgeheveld kunnen worden naar de provincie en zouden waterschappen omgevormd kunnen worden tot uitvoeringsorganisaties die het dagelijks waterbeheer doen. De RWZI’s zouden nutsbedrijf kunnen worden. Zeker zij zouden daarmee grote stappen kunnen maken in de efficiency van de waterzuivering.
Wat bedoel ik daarmee? In de afgelopen 10 tot 20 jaar zijn de RWZI ’s zich steeds meer gaan toeleggen op terugwinning van grondstoffen(fosfaat, cellulose, biogas, etc). Maar een grote doorbaak met substantieel resultaat heb ik tot nu toe niet echt gezien, misschien met uitzondering van een aantal initiatieven, zoals Waterstromen. Het succes van een goede afzet van reststromen wordt bepaald door kwantiteit en kwaliteit.
Eind vorige eeuw werd in de autobranche de organisatie Autorecycling Nederland opgericht. Ik was daarbij betrokken. Doel was om een hoger hergebruik te realiseren bij demontage van auto’s. Voor het ophalen een paar rubber strips per bedrijf was namelijk nooit veel belangstelling vanwege de geringe baten. Maar als je als verwerkingsbedrijf bij alle autodemontagebedrijven rubber kan ophalen, wordt het ineens interessant. Ook voor het autodemontage bedrijf, sommig restafval kreeg ineens een positieve geldwaarde.
Dat kan ook zomaar voor de RWZI’s gelden. Als ze met z’n allen gaan samenwerken en op landelijk niveau collectief contracten gaan afsluiten met afnemers dan kan dat voor beide partijen interessant worden. Bijvoorbeeld voor struviet. Zeker nu de totale gevolgen van kunstmest steeds meer onder het vergrootglas komen, zou struviet een geweldige vervanger kunnen zijn.
En een centrale organisatie, zoals ARN bij de autosector heeft nog meer voordelen. Je kunt een veel directere samenwerking met partijen als Wetsus en KWR tot stand brengen, waarbij uit een deel van de opbrengsten van de restproducten onderzoek gefinancierd kan worden om nog effectiever en efficiënter te worden met de terugwinning. Je zou dan ook kunnen kijken in hoeverre je samenwerkingen zou kunnen aangaan met bedrijven, die nu hun afvalwater moeten voorzuiveren. Bij Waterstromen werd zo’n samenwerking al tot stand gebracht met een voedselproducent en een leerlooier.
En als het echt succesvol zou worden, zou het zelfs kunnen leiden tot lagere belastingen(verontreinigingsheffing). Wat mij betreft is er wel één belangrijke voorwaarde aan verbonden, namelijk dat het zuiveren van communaal afvalwater altijd een publieke aangelegenheid blijft.
Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens - integraal waterbeheer
Redactie: dank, is gecorrigeerd.