Er zijn in de praktijk verschillende tekortkomingen bij het afgeven van certificaten voor veiligheid en kwaliteit. Zo is de uitwisseling van informatie vaak onvoldoende en hebben sommige certificerende organisaties een dubbele rol. De problemen blijken groter dan gedacht, meldt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in een tussenrapportage van een eigen onderzoek. Er is daarom een beter toezicht op certificerende instellingen nodig.
In het onderzoek kijkt de ILT naar het eigen toezicht in 35 certificeringsstelsels op taken die worden uitgevoerd door erkende of aangewezen partijen of zijn uitbesteed aan private partijen. In totaal geven ongeveer 1.500 organisaties honderdduizenden certificaten, vergunningen en diploma’s af. De certificering betekent dat een product of dienst voldoet aan de wettelijke eisen voor veiligheid en kwaliteit. Voor de meeste stelsels waarop de ILT toezicht houdt, is het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk.
Signalen van binnen en buiten waren aanleiding om de certificeringsstelsels te onderzoeken, meldt de Inspectie Leefomgeving en Transport. Daarvan is eind vorige week de tussenrapportage Meer inzicht in en toezicht op certificering gepubliceerd. Hierin staan de resultaten van het onderzoek naar zes certificeringsstelsels op het gebied van bodem, spoor, binnenvaart, koopvaardij, luchtvaart en luchtverontreinigende stoffen.
Problemen groter dan gedacht
De ILT signaleert een patroon en komt tot deze conclusie. “De maatschappij moet erop kunnen vertrouwen dat een certificaat of erkenning verantwoord is afgegeven. Dit vertrouwen kan nu niet altijd voldoende worden waargemaakt binnen de stelsels waarin de ILT een rol speelt.” Na het onderzoek van de eerste zes stelsel blijken de problemen groter dan gedacht, aldus de ILT.
De inspectiedienst noemt als voorbeeld het dodelijk ongeluk op een historisch zeilschip uit augustus 2022, waarbij een meisje om het leven kwam toen een giek als gevolg van houtrot afbrak. In 2016 waren er bij een vergelijkbaar ongeval drie dodelijke slachtoffers. Deze incidenten zorgden voor veel vragen over de betrouwbaarheid van certicificaten. De ILT stelde vast dat bijna 15 procent van de schepen van de bruine vloot (professionele passagiersvaart met traditionele zeilschepen) geen geldige certificaten hebben.
Onvoldoende uitwisseling van informatie
Volgens de ILT gaan er bij de zes onderzochte stelsels verschillende dingen in de praktijk niet goed. Zo wisselen certificerende instellingen onvoldoende informatie uit. Daardoor kan er onvoldoende toezicht worden gehouden.
Een ander tekortkoming is dat sommige organisaties meerdere rollen hebben die niet altijd goed bij elkaar passen. Dat kan hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid negatief beïnvloeden. De ILT maakt zich verder zorgen over het feit dat private partijen die op dat moment voor de overheid werken, ook een commercieel belang hebben. Als zij de regels voor certificering streng hanteren, bestaat het risico dat klanten overstappen naar concurrenten.
Oproep tot verbetering
De Inspectie Leefomgeving en Transport verwacht dezelfde problemen ook te ontdekken bij de andere 29 certificeringsstelsels, onder meer op het terrein van drinkwater. Daarom wil de toezichthouder deze stelsels zo snel mogelijk onderzoeken.
De ILT doet met de tussenresultaten tevens een dringende oproep aan alle betrokken partijen om zowel de werking van de stelsels als hun eigen rol daarin te verbeteren. Verder werkt de ILT aan verbetering van haar eigen systeemtoezicht en de erkenningsprocedures van certificerende instellingen. “Alleen als iedereen meedoet kunnen we het vertrouwen versterken en nog belangrijker, schade aan mens en milieu verminderen”, is de slotzin in de tussenrapportage.
BEKIJK OOK
Video tv-programma Nieuwsuur
In het genoemde Stowa rapport wordt een onderscheid gemaakt naar:
Op basis van de nadere uitwerking kunnen technologen en beleidsmedewerkers van waterschappen een gefundeerde keuze maken voor een natuurlijk systeem, afhankelijk van de specifieke situatie op een RWZI en de gekozen opties:
A. Toepassing van een enkel systeem als ‘stand alone’ techniek als uitbreiding van de RWZI, voor upgrading van het effluent (afloop nabezinktank).
B. Als inpassing in een integraal natuurlijk systeem wat naast effluentbehandeling ook recht doet aan de omgeving en waarbij functies zoals het creëren van natuurlijk, levend water, effluentbuffering, recreatie en natuur gecombineerd worden.
De Waterharmonica's nemen de meeste ruimte in, zeker omdat voor een goede verwijdering van medicijnen laag tot zeer lage belaste Waterharmonica's nodig zijn (zie ook Stowa 2013-07). Dus een hydraulische belasting van zeker niet meer dan 0,05 m/dag. Ofwel een ruimte beslag van 2,5 tot 3,75 m2 per inwoner.
Het totale debiet aan gezuiverd afvalwater in Nederland is ca. 2.000.000 m3 per jaar (CBS, data 2020). Dit zou dan neerkomen op een totaal netto ruimte beslag van 4.000 ha in heel Nederland. Zeg 5.000 tot maximaal 10.000 ha. Dit lijkt veel, maar het is wel met gestapelde belangen en mogelijkheden. Stel 25 cm waterberging: 10.000.000 waterberging, stel dat een kwart van de Waterharmonica's als KRW-waardig wordt beschouwd (is best wel reëel): 500 tot 1.000 ha.... En dan nog recreatie, natuur, CO2-vastlegging, stikstofrechten? Vrienden maken, bufferzones rond de rwzi's. Een voorbeeld van een zoektocht, uitgevoerd door het Wetterskip Fryslân: http://www.waterharmonica.nl/reports/LW289-47_005-rapd02-waterharmonica.pdf. Op weg naar 2027?
Ruud Kampf
Rekel/water
Dus bij hoogheemraadschap Delfland kies je een partij. Vervolgens hebben een paar partijen meer zetels dan andere. Daarna wordt er een Bestuursakkoord getekend door alle partijen, waar ook de minder grote (verliezende) partijen zeggenschap in hebben? Er staat ook: "De gezamenlijk gekozen hoogheemraden vertegenwoordigen in het dagelijks bestuur alle fracties". Wat betekent het dan om een fractie te vertegenwoordigen in de praktijk?
In het geval van hoogheemraadschap Delfland is stemmen op een partij dus niet super zinvol, omdat daarna toch met alle andere partijen wordt samengewerkt om tot een Bestuursakkoord te komen. Grote partijen hebben dan niet meer te bepalen dan kleine partijen?