Overstromingen bij extreme regenval zijn in feite niet te voorkomen in Limburg. Daarom zijn aanvullende maatregelen belangrijk om de gevolgen van een eventuele overstroming te beperken. Die moeten zich richten op ruimtelijk ordening, crisisbeheersing, vergroten waterbewustzijn en snel herstel. Dat concludeert kennisinstituut Deltares in een analyse van het Limburgse watersysteem.
De analyse volgt op een eerste zogeheten casestudie van Deltares, die zich richtte op vier locaties en vorig jaar maart werd gepresenteerd. Met de vervolgstudie richtte het onderzoeksinstituut zich op het gehele watersysteem en specifiek in de stroomgebieden van de Geul, de Roer en de Geleenbeek. Doel was om te leren van de extreme neerslag in juli 2021, die voor grote overstromingen zorgde en volgens het KNMI - nu nog - één keer in de 500 jaar voorkomt.
De onderzoekers onderzochten hoe het watersysteem in Midden en Zuid-Limburg functioneerde en richtten zich op vragen als: Hoe stroomt het regenwater af naar de beken? Waar bevinden zich knelpunten?
Een van de conclusies is dat het landelijk gebied in Zuid-Limburg veel water opneemt. Dit komt door de aanwezige bodem en de begroeiing, zoals gras en bossen, die veel water opnemen en laten intrekken als een soort spons. Kanttekening daarbij is wel dat de extreme neerslag in juli plaatshad, het jaargetijde waarin de overstromingsvlaktes dichter begroeid zijn en meer water bergen.
Afvoer
Tijdens het hoogwater in juli 2021 is ongeveer 30 procent van de neerslag door de beken afgevoerd naar de Maas, vertelde onderzoeker Nathalie Asselman van Deltares tijdens de webinar waarin het onderzoek werd gepresenteerd. Een afvoer van 30 procent betekent dat veel water is vastgehouden. Ter vergelijking: in het Belgische deel van het stroomgebied van de Geul is ruim 60 procent van de neerslag tot afstroming gekomen. Een gevolg van ‘dunnere bodems en slecht doorlatende gesteenten’, aldus het onderzoek.
Asselman over de Limburgse wateropname: “Een heel groot deel van het water is geborgen in de bodem en de diepe ondergrond. Zelfs het grondwater op de plateaus dat soms veertig meter diep zit, reageerde heel snel op de gevallen neerslag. Dat steeg binnen een dag met één meter en binnen twee dagen met twee meter.”
Ook de stuwmeren in het zuidelijke deel van het stroomgebied van de Roer hebben veel bijgedragen aan het aftoppen van de piekafvoer, vertelde Asselman. “Op een zeker moment bedroeg de totale instroom naar die stuwmeren 750 kubieke meter per seconde, terwijl de uitstroom beperkt bleef tot maximaal 100 kubieke meter.” Zonder deze stuwmeren had de afvoer van de Roer in Nederland nog veel hoger kunnen zijn.
Dat de beekdalen veel water borgden leidde tot een afname van de afvoerpiek in Limburg. Asselman: “Zo zagen we dat de afvoer tussen Valkenburg en Meerssen van 135 m3/s naar 110 m3/s daalde, een vergelijkbaar beeld zagen we in de overstromingssimulaties voor de Roer.”
Sponswerking
Gezien het bewezen belang van de sponswerking moet deze verder worden verbeterd, aldus de onderzoekers. En er valt nog winst te behalen. “Wanneer maatregelen worden getroffen die ervoor zorgen dat meer water in de bodem kan infiltreren, dan leidt dit tot minder hoge piekafvoer in de beken. Uit berekeningen voor de Geul blijkt dat wanneer in het hele stroomgebied 10 mm neerslag per dag extra zou kunnen infiltreren, dit in de hele Geul zou kunnen leiden tot 5 à 20 cm lagere waterstanden”, staat in de analyse.
Om verbeteren van de sponswerking concreet te maken, stellen de onderzoekers dat omzetten van het akkerland naar grasland al leidt tot extra infiltratie, een maatregel die in de winter nog meer effect zou hebben. “Ook in stedelijk gebied kan de infiltratie worden verbeterd door aanleg van bijvoorbeeld wadi’s en infiltratiezones, als ook het stimuleren van groene tuinen en het gebruik van regentonnen.”
De onderzoekers keken ook naar andere maatregelen zoals aanleg van retentiegebieden, vergroten van de waterberging (zowel op natuurlijke wijze als door middel van civieltechnische ingrepen), verruimen van hydraulische knelpunten (bruggen, duikers en overkluizingen), aanleg kades en dijken en tijdelijke waterkeringen.
Beperken van de gevolgen
Al deze onderzochte maatregelen kunnen bijdragen aan het verkleinen van het overstromingsgevaar en bijdragen aan aanpassing aan de klimaatverandering, maar absolute bescherming tegen wateroverlast is niet mogelijk, is de conclusie. Daarvoor zouden omvangrijk en zeer ingrijpende maatregelen nodig zijn.
Gezien de enorme impact is dat geen realistisch scenario. Er moet daarom toch vooral worden ingezet op beperking van de gevolgen, aldus de onderzoekers. Dat kan in de vorm van aanpassingen in de ruimtelijke ordening, vergroten van het waterbewustzijn bij burgers en verbeterde crisisbeheersing, aldus de onderzoekers, die daarmee aansluiten bij het eindadvies dat de ‘Beleidstafel wateroverlast en hoogwater’ december vorig jaar publiceerde.
In de Deltares-analyse worden de onderzoekers ook concreet als het gaat om de zogeheten gevolgbeperking: niet bouwen in gebieden met een groot overstromingsgevaar en aangepast bouwen in gebieden die minder vaak en minder diep onder water lopen. Vergroten van het water- of risicobewustzijn van burgers en verbeteren van crisisbeheersing door goede hoogwatervoorspellings- en waarschuwingssystemen, evacuatieplannen, oefeningen en adequate informatievoorziening. En bij snel herstel van de schade is het zaak aanpassingen zo uit te voeren dat kwetsbaarheid voor overstromingen afneemt.
LEES OOK
H2O Actueel: Grote schade in Zuid-Holland bij ‘waterbom’
In het genoemde Stowa rapport wordt een onderscheid gemaakt naar:
Op basis van de nadere uitwerking kunnen technologen en beleidsmedewerkers van waterschappen een gefundeerde keuze maken voor een natuurlijk systeem, afhankelijk van de specifieke situatie op een RWZI en de gekozen opties:
A. Toepassing van een enkel systeem als ‘stand alone’ techniek als uitbreiding van de RWZI, voor upgrading van het effluent (afloop nabezinktank).
B. Als inpassing in een integraal natuurlijk systeem wat naast effluentbehandeling ook recht doet aan de omgeving en waarbij functies zoals het creëren van natuurlijk, levend water, effluentbuffering, recreatie en natuur gecombineerd worden.
De Waterharmonica's nemen de meeste ruimte in, zeker omdat voor een goede verwijdering van medicijnen laag tot zeer lage belaste Waterharmonica's nodig zijn (zie ook Stowa 2013-07). Dus een hydraulische belasting van zeker niet meer dan 0,05 m/dag. Ofwel een ruimte beslag van 2,5 tot 3,75 m2 per inwoner.
Het totale debiet aan gezuiverd afvalwater in Nederland is ca. 2.000.000 m3 per jaar (CBS, data 2020). Dit zou dan neerkomen op een totaal netto ruimte beslag van 4.000 ha in heel Nederland. Zeg 5.000 tot maximaal 10.000 ha. Dit lijkt veel, maar het is wel met gestapelde belangen en mogelijkheden. Stel 25 cm waterberging: 10.000.000 waterberging, stel dat een kwart van de Waterharmonica's als KRW-waardig wordt beschouwd (is best wel reëel): 500 tot 1.000 ha.... En dan nog recreatie, natuur, CO2-vastlegging, stikstofrechten? Vrienden maken, bufferzones rond de rwzi's. Een voorbeeld van een zoektocht, uitgevoerd door het Wetterskip Fryslân: http://www.waterharmonica.nl/reports/LW289-47_005-rapd02-waterharmonica.pdf. Op weg naar 2027?
Ruud Kampf
Rekel/water
Dus bij hoogheemraadschap Delfland kies je een partij. Vervolgens hebben een paar partijen meer zetels dan andere. Daarna wordt er een Bestuursakkoord getekend door alle partijen, waar ook de minder grote (verliezende) partijen zeggenschap in hebben? Er staat ook: "De gezamenlijk gekozen hoogheemraden vertegenwoordigen in het dagelijks bestuur alle fracties". Wat betekent het dan om een fractie te vertegenwoordigen in de praktijk?
In het geval van hoogheemraadschap Delfland is stemmen op een partij dus niet super zinvol, omdat daarna toch met alle andere partijen wordt samengewerkt om tot een Bestuursakkoord te komen. Grote partijen hebben dan niet meer te bepalen dan kleine partijen?