Waterschap Aa en Maas is een pilot van drie jaar gestart om met behulp van de nieuwste data-analysemethoden de invloed van meststoffen op de waterkwaliteit te bepalen. Er worden specifieke sensoren gebruikt voor het online meten van stoffen. Ook wordt de effectiviteit van maatregelen uitgetest.
De kernvraag van de pilot is: wat is het effect van de landbouw op de waterkwaliteit? De nieuwe datatechnologie maakt het mogelijk om meststoffen in het water online te meten en zo problemen beter te signaleren. Het waterschapslaboratorium van Aa en Maas neemt nu nog op maandelijkse basis watermonsters, maar daarbij is onbekend wat er tussen de meetmomenten gebeurt.
Meten van specifieke stoffen
Waterschap Aa en Maas loopt met het proefproject voorop, zegt projectleider Carlo Rutjes. De Dommel heeft tot nu toe als enige waterschap een serieus netwerk van sensoren opgetuigd, maar meet geen specifieke stoffen. “Wij gaan juist op jacht naar meststoffen. Het meten van specifieke stoffen maakt het technisch erg ingewikkeld. Het is een mooi moment om ermee te beginnen, want andere waterschappen en partijen als Deltares, RIVM en Wageningen University & Research willen hier ook mee verder. We proberen waar mogelijk de samenwerking op te zoeken.”
De online meetpilot is gisteren officieel gestart en duurt drie jaar. Er doen zes boeren mee in het gebied rondom het Zuidoost-Brabantse dorp Westerbeek, zowel veehouders als akkerbouwers. De technische leveranciers zijn AppsforAgri, DIKW Intelligence, Royal Eijkelkamp en SoilCares. Het Nutriënten Management Instituut en Wageningen University & Research dragen kennis bij.
Innovatiestap
Hoe de negatieve effecten van meststoffen op waterkwaliteit het beste kunnen worden aangepakt, verschilt volgens Rutjes sterk tussen bijvoorbeeld een melkveehouder en een aardappelboer. “Je moet per tak van sport in de landbouw, per grondsoort en misschien zelfs per individuele boer zien te ontrafelen wat een goede maatregel is. Hiervoor moet je met een hoge frequentie en in relatief kleine gebieden meten. Dan vang je de gebeurtenissen waarbij meststoffen in water terechtkomen. Dat vraagt om een innovatiestap en daar gaat dit project over.”
Voor stoffen als ammonium en nitraat zijn in de markt specifieke sensoren te verkrijgen. Alleen voor fosfaat ontbreken die nog. In de sloten rondom de percelen van de deelnemende boeren worden batterijen met watersensoren opgehangen. Elke minuut komen meetgegevens binnen, vertelt Rutjes. “Je meet bijvoorbeeld direct wanneer door regen mest weg- of afspoelt. Je moet dan de grilligheden in de waterkwaliteit nog wel kunnen duiden. Dat gebeurt in samenwerking met de boeren, die zelf willen weten hoe goed ze het doen. We zetten daarvoor op het land allerlei meetapparaten neer, zoals bodemsensoren en weerstations. Er ontstaat een soort Internet of Things rondom deze boerenbedrijven. Het is uitdagend om dat netwerk continu draaiende te houden.”
Investering in datalab
De enorme hoeveelheid aan gegevens wordt in het datalab van het waterschap verzameld en geanalyseerd. Rutjes: “Wij bekijken met behulp van de nieuwste data-analysemethoden of we de processen beter kunnen ontrafelen. Als we dat in de vingers hebben, gaan we experimenteren met maatregelen om te bepalen onder welke omstandigheden deze goed werken. De in data science gespecialiseerde dienstverlener DIKW Intelligence ondersteunt ons hierbij.”
Waterschap Aa en Maas heeft stevig geïnvesteerd in het datalab om zich het online meten van waterkwaliteit eigen te maken, besluit Rutjes. “We gaan de techniek ook op andere plekken inzetten, zoals overstorten en zuiveringen. Deze opzet past naadloos in de digitale transformatie die het waterschap nu doormaakt. Over drie jaar is het heel normaal om de aanpak van grote waterkwaliteitsvraagstukken zo in te richten.”
Aanvulling: vandaag is bekendgemaakt dat de pilot van Waterschap Aa en Maas genomineerd is voor de Waterinnovatieprijs in de categorie Schoon Water. Op 29 november is de prijsuitreiking. Lees hier meer.
Hoeveel kogels heeft men laten vallen (op verschillende plaatsen) om te concluderen dat de faalkans als gevolg van een impact (25 kg bal van 22 meter hoogte lijkt me inderdaad een aardige klap geven) op een voldoende laag niveau zit?