Aan welke eisen moet stadswater voldoen? En welke functies kan dit type water vervullen? In haar proefschrift onderzocht Suzanne van der Meulen deze vragen en creëerde een nieuw beoordelingskader voor de functionele kwaliteit van stedelijk oppervlaktewater.
Suzanne van der Meulen is in het dagelijks leven als expert stedelijk water- en bodembeheer werkzaam bij Deltares. “Het idee voor deze promotie bij Wageningen Universiteit kwam op omdat ik in mijn werk merkte dat er niet altijd, of pas te laat, wordt nagedacht over de eisen die we stellen aan het stedelijke watersysteem. Bijvoorbeeld als er waterbergingen worden gecreëerd of als een gedempte gracht weer wordt open gegraven.”
Suzanne van der Meulen“Als het gaat om waterkwaliteit”, stelt Van der Meulen, “kijken we naar parameters als de pH-waarde of de aanwezigheid van nutriënten.” Maar deze parameters vertellen volgens de onderzoeker niet het hele verhaal als gekeken wordt naar de kwaliteit van het water voor de gebruiksfuncties in de stad.
In Amsterdam en Toronto ondervroeg Van der Meulen daarom waterbeheerders en planologen over hun verwachtingen voor het watergebruik in de toekomst. “Deze steden hebben een totaal ander waterprofiel en waren daarom interessant voor een vergelijkend onderzoek. Naast enkele verschillen verwachten beide steden een toename in de vraag naar veel gebruiksfuncties. Deze toenemende vraag is het meest zeker voor transport, voor aquathermie en voor recreatie, waaronder zwemmen.”
Voor deze drie onderwerpen bekeek Van der Meulen vervolgens in Amsterdam en Gent hoe geschikt het stedelijk watersysteem er eigenlijk voor is. “Deze steden lijken wel op elkaar, hebben verhoudingsgewijs veel water en er waren veel data beschikbaar.”
Van der Meulen concludeerde dat de grachten een interessante bijdrage kunnen leveren aan aquathermie en transport, maar dat ze lang niet altijd geschikt zijn als zwemwater. “Ik roep waterbeheerders en planologen op om eerder en breder na te denken over de kwaliteit van het water. In Amsterdam staan bijvoorbeeld grootschalige renovaties op stapel van bruggen en kades. Door daarbij ook lokale bottlenecks weg te nemen voor stadsvrachtschepen, is winst te boeken voor transport over het water.”
Het beoordelingskader, dat Van der Meulen voor haar proefschrift ontwikkelde, maakt het mogelijk om de geschiktheid van stadswater te beoordelen voor de verschillende functies. Dit aan de hand van de geschiktheidsindices voor individuele gebruiksfuncties. “Het is een instrument om in kaart te brengen waar ons stadswater eigenlijk voor geschikt, of geschikt te maken, is.”
De vraag is of dat dan komt door alleen de waterkwaliteit of dat het komt omdat we, bijvoorbeeld, gewoon gruwelijk dicht bevolkt zijn en ik al heel wat weilanden en dergelijke omgezet heb zien worden in woningen.
Mijn idee is overigens niet om te infiltreren in bestaande vennen - dat zou inderdaad de ecologie van die vennen veranderen – maar in aangelegde plassen (met een oppervlak minder dan 0,1 procent van de Veluwe). Die vallen droog, enkele dagen nadat infiltratie stopt. Infiltratieplassen hebben landschappelijk gezien wellicht wat waarde (als je saai naaldbos daarvoor kapt), aangaande natuur is die inderdaad beperkt.
Zeg 10 jaar geleden al waarschuwde ik dat we in 2027 in Nederland nooit de KRW doelen gaan halen. Ik betreur het ten zeerste dat ik gelijk ga krijgen. Ik voorspel nu dat we in 2030 met de mond vol tanden staan als Brussel ons vraagt wat onze plannen/maatregelen zijn om de Veluwe natuur en biodiversiteit te herstellen. Zonder fors ingrijpen in de waterbalans van het Veluwemassief gaan we verdroging echt niet bestrijden en zullen beken en sprengen niet structureel meer water voeren. Dat geef ik je op een briefje.