Vissen die tussen zout en zoet migreren krijgen de komende jaren ruim baan in het noorden van Noord-Holland. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Rijkswaterstaat realiseren samen tien nieuwe vispassages.
De tien passages worden gerealiseerd langs het Noordzeekanaal, het Marker- en het IJsselmeer en op Texel. De passages zijn nodig voor vissen die tussen zout en zoet migreren, zoals de paling en de driedoornige stekelbaars.
“We zijn al een aantal jaren bezig die verbindingen te herstellen”, vertelt Rik Beentjes, adviseur vismigratie bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). “Tussen 2009 en 2021 moeten in totaal 75 vispassages in ons werkgebied worden gerealiseerd. Daarvan zijn er inmiddels zo’n 50 klaar. Door bezuinigingen van het Rijk hebben we wat vertraging opgelopen, maar het voordeel daarvan is dat de kennis over vismigratie zich in de tussentijd verder heeft ontwikkeld.”
In de afgelopen jaren zijn veel vispassages aan de ‘binnenkant’ van het werkgebied van HHNK gerealiseerd. Beentjes: “Onder meer doordat we renovatie of nieuwbouw van gemalen altijd aangrijpen om werk met werk te maken: die maken we meteen visvriendelijk.”
De tien nieuwe passages liggen op plekken waar de werkgebieden van Rijkswaterstaat en het hoogheemraadschap aan elkaar grenzen. Rijkswaterstaat zet als het ware de ‘voordeur’ open voor de vissen en het hoogheemraadschap de ‘binnendeur’. Dat maakt het voor vissen makkelijker om van zout naar zoet water te gaan en andersom. “Overigens profiteren andere soorten, die alleen in zoet water voorkomen, ook mee door alle vispassages die we aan de binnenkant van ons werkgebied hebben gemaakt en nog gaan maken.”
Het hoogheemraadschap zou het liefst “meetbaar resultaat” zien na het realiseren van de vispassages, vertelt Beentjes. “Maar in de praktijk is het moeilijk om het effect op de visstand te zien, zeker bij de aal. Een aal doet er vijf tot vijftien jaar over om geslachtsrijp te worden, gaat dan naar de Sargassozee ten noorden van Cuba om te paaien, waarna de jonge glasaaltjes weer hiernaartoe komen. Voor je echt iets gaat merken van een betere palingstand door de vispassages, ben je al snel een generatie verder.”
Een andere vissoort die profiteert van de passages, is de driedoornige stekelbaars. En met hem de hele ecologie in en rond de binnenwateren, vertelt Beentjes. “Driedoornige stekelbaarzen die in de binnenwateren blijven, worden zo’n 3 tot 4 centimeter groot. Als ze de weg naar de Noordzee vinden, kunnen ze wel tot 8 of 10 centimeter uitgroeien. Als ze daarna weer terugkomen, kunnen ze een enorme bijdrage leveren aan de ecologie van de binnenwateren, bijvoorbeeld als voer voor de lepelaar. Een hapje van 3 of 10 centimeter – dat maakt nogal verschil.”
De vraag is of dat dan komt door alleen de waterkwaliteit of dat het komt omdat we, bijvoorbeeld, gewoon gruwelijk dicht bevolkt zijn en ik al heel wat weilanden en dergelijke omgezet heb zien worden in woningen.
Mijn idee is overigens niet om te infiltreren in bestaande vennen - dat zou inderdaad de ecologie van die vennen veranderen – maar in aangelegde plassen (met een oppervlak minder dan 0,1 procent van de Veluwe). Die vallen droog, enkele dagen nadat infiltratie stopt. Infiltratieplassen hebben landschappelijk gezien wellicht wat waarde (als je saai naaldbos daarvoor kapt), aangaande natuur is die inderdaad beperkt.
Zeg 10 jaar geleden al waarschuwde ik dat we in 2027 in Nederland nooit de KRW doelen gaan halen. Ik betreur het ten zeerste dat ik gelijk ga krijgen. Ik voorspel nu dat we in 2030 met de mond vol tanden staan als Brussel ons vraagt wat onze plannen/maatregelen zijn om de Veluwe natuur en biodiversiteit te herstellen. Zonder fors ingrijpen in de waterbalans van het Veluwemassief gaan we verdroging echt niet bestrijden en zullen beken en sprengen niet structureel meer water voeren. Dat geef ik je op een briefje.