secundair logo knw 1

1. Klimaatadaptatie
In de klimaatscenario’s wordt geschetst dat de kans op waterschaarste verzilting steeds verder zal toenemen. Dit dwingt Nederland om over te gaan tot actie om de drinkwatervoorziening in de delta veilig te stellen. Ontziltingsinstallaties zouden hierbij een rol kunnen spelen. Ontzilting van brak grondwater heeft als belangrijke voordelen dat het de zoetwatervoorraad vergroot en niet leidt tot verdroging. Het bouwen van ontziltingsinstallaties komt echter als oplossing niet voor in het advies van de Commissie Veerman.

Deze commissie beveelt aan om het water voor West-Nederland aan te voeren vanuit het IJsselmeer en in het westen op te slaan in diepe polders. De haalbaarheid van deze oplossing hangt echter nauw samen met de haalbaarheid van de controversiële peilstijging van het IJsselmeer met anderhalve meter.

 

 

Het Deltaprogramma Deelprogramma Zoet Water bereidt de in 2014 te nemen Deltabeslissing over een duurzame zoetwatervoorziening voor. Dit deelprogramma heeft als uitgangspunten gekozen voor grotere regionale zelfvoorzienendheid en optimalisatie van de verdeling van zoet water. Voor de korte termijn betreft het maatregelen gericht op vasthouden van zoet water, gebruik maken van extra zoet wateraanvoerroutes en beperken van watergebruik. Voor de lange termijn wordt gezocht naar een fundamentele oplossing om het aanbod van zoet water te vergroten en de vraag te beperken. Ontziltingsinstallaties bouwen wordt niet expliciet genoemd als mogelijke oplossing, maar past wel bij de uitgangspunten omdat het het aanbod van zoet water vergroot en bijdraagt aan regionale zelfvoorzienendheid.

 

 

In de Europese Waterschaarste- en droogtestrategie, het belangrijkste Europese beleidskader voor zoetwatervoorziening in tijden van klimaatverandering, komt ontzilting wel voor. Deze strategie is niet uitgewerkt in een richtlijn met bindende regels. Maar de Commissie kan de lidstaten wel aansporen dit beleidsdocument toe te passen  bij de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. De Waterschaarste- en droogtestrategie voorziet in zes beleidsopties om waterschaarste en droogte-problemen het hoofd te bieden:

- watergebruik adequaat beprijzen;
- efficiëntere allocatie van water en watergerelateerde subsidies;
- droogterisicomanagement verbeteren;
- aanvullende waterinfrastructuur overwegen;
- een waterbesparingscultuur bevorderen;
- kennis vergroten en data verzamelen.

 

Gelet op het enorme potentieel voor waterbesparing in Europa, beveelt de strategie aan om een waterhiërarchie te hanteren. Dat betekent eerst maatregelen treffen die de watervraag beperken en dan pas aanvullende waterinfrastructuur (zoals een ontziltingsinstallatie) overwegen. Ontzilting kan dan een manier zijn om de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water te bereiken: te zorgen voor voldoende oppervlaktewater voor de ecologische functies en om onttrekking en aanvulling van grondwater met elkaar in balans te brengen (zie art. 4 KRW). Overigens lijkt de waterhiërarchie aanpak niet te worden voortgezet.

 

De Europese Commissie focust in het in 2012 uitgebrachte beleidsdocument ’The Blueprint to safeguard Europe’s water resources’   voor de zoetwatervoorziening op water efficiency. Dit beleidsdocument werkt een aantal maatregelen uit waaraan de EU een steentje kan bijdragen. Dit zijn onder andere het handhaven op naleving van de beprijzingsbepaling uit de KRW, waterbesparende producteisen invoeren en versterken van irrigatie-efficiëntie via het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Deze opties worden niet gepresenteerd als onderdeel van een waterhiërarchie. En de Blueprint zegt niets over ontziltingsinstallaties als manier om het aanbod van zoet water te vergroten. Volgens de Europese waterschaarste en droogtestrategie hangt waterschaarste vaak samen met ineffectieve beprijzing van watergebruik, waarbij de kosten over het algemeen niet de lokale beschikbaarheid van water weerspiegelen. Deze redenering gaat niet direct op ten aanzien van het Nederlandse drinkwatergebruik. Het regionale drinkwaterbedrijf beprijst drinkwater immers op basis van doorberekening van de gemaakte kosten. Doordat de kosten, en daarmee de prijzen, laag zijn  vormen deze geen prikkel tot waterbesparing. Ook ontzilting van brak water zal niet zo duur uitpakken. Experimenteren met ontziltingsinstallaties lijken dus een redelijke optie om verzilting het hoofd te bieden en de drinkwatervoorziening veilig te stellen

 

 

 

2.Europese eisen aan brijnlozing
Het Europese juridische kader voor waterkwaliteit wordt vooral gevormd door de KRW, de Richtlijn Prioritaire Stoffen (RPS) en de Grondwaterrichtlijn (GWR). Deze richtlijnen hebben tot doel de chemische en ecologische waterkwaliteit te verbeteren. Ze bieden algemene kaders voor de vaststelling van waterkwaliteitseisen, stroomgebiedbeheerplannen en maatregelenprogramma’s. In de bijlagen bij deze richtlijnen worden in brijn voorkomende stoffen genoemd, zoals chloride, metalloïden en metalen.

 

Nationale regulering van brijnlozing is noodzakelijk om de KRW-doelstellingen te bereiken. Om dit te kunnen bereiken moeten deze doelstellingen worden vertaald naar Europese en nationale normen die aangeven waaraan de (chemische en ecologische) waterkwaliteit en (grond)waterkwantiteit moeten voldoen. Als niet aan deze eisen wordt voldaan, moet de lidstaat maatregelen treffen of een KRW uitzonderingsgrond –  fasering, doelverlaging, tijdelijke achteruitgang, nieuwe duurzame ontwikkelingen of veranderingen – inroepen.

 

Lozingsvergunning
Op grond van zowel de RPS als de GWR geldt voor brijnlozing dat deze – afhankelijk van de stoffen die aanwezig zijn in de lozing – voorkomen dan wel beperkt moet worden. Dit maakt lozing van brijn problematisch, maar niet per definitie ontoelaatbaar. De KRW biedt de mogelijkheid via een individuele toestemming (ontheffing of vergunning) voor de lozing van verontreinigende stoffen af te wijken van het verbod op de directe lozing van verontreinigende stoffen in het grondwater. Ook op grond van de GWR is het mogelijk een vergunning voor directe lozingen in grondwater te verlenen, mits de lozing de chemische toestand van het grondwater niet verslechtert en geen significante en aanhoudende stijgende trend in het grondwater veroorzaakt. Daarnaast moet er rekening worden gehouden met de beste milieupraktijken en de best beschikbare technieken uit de toepasselijke Europese wetgeving. Bovendien moet het grondwaterlichaam goed worden gemonitord.

 

3 Nederlandse eisen aan brijnlozing
In Nederland zijn er al vele  ontziltingsinstallaties in werking die brijn lozen in de ondergrond, op het riool of op zee. Op basis van de nationale (water)wetgeving kan de overheid lozing van brijn door een ontziltingsinstallatie reguleren. De provincie Zuid Holland stelde ten aanzien van ontziltingsinstallaties en brijnlozingen restrictief beleid voor, omdat inmiddels honderden tuinders ontzilting toepassen. De grondwaterkwaliteit in Zuid-Holland wordt hiermee behoorlijk bedreigd.

Zuid-Holland wilde  brijnlozingen na 2013  in principe niet meer  toestaan als die niet voldoen aan het Lozingenbesluit bodembescherming. Dit is in de Tweede Kamer besproken en vervolgens is een gedoogregeling van tien jaar bepleit en goedgekeurd voor de 400 bestaande lozingen in Zuid-Holland.

 

 

Ridderkerk
Het drinkwaterbedrijf Oasen is in Ridderkerk een proefproject gestart om op innovatieve en energiezuinige wijze (0,6 kWh per m3 water) brak grondwater op diepte te ontzilten voor de levering van drinkwater. De installatie in de winput  werkt op basis van omgekeerde osmose en maakt gebruik van de aanwezige hydrostatische waterdruk. Het drinkwater wordt naar het maaiveld gepompt terwijl het brijn in de bodem achterblijft en  wordt geloosd in  dieper gelegen, eveneens zout,  grondwater.

De installatie kent twee filtertrajecten. Het eerste filtertraject onttrekt het brakke water, waarna het door het omgekeerde osmose membraan wordt gefilterd. Het tweede filtertraject infiltreert het brijn naar een dieper gelegen laag van soortgelijke waterkwaliteit. Op deze locatie en diepte gaat het dan om natuurlijk, gebiedseigen grondwater met twee keer verhoogde concentraties van deze gebiedseigen stoffen. Omdat er tussen onttrekkingsfilter en infiltratiefilter kleilagen aanwezig zijn, worden kortsluitstroming en nestvervuiling (het lozen van brijn in de laag met grondwater dat wordt opgepompt om ontzilt te worden) voorkomen.

 

Het project in Ridderkerk dient als  voorbeeld van  de regulering die  in Nederland van toepassing is op een  ontziltingsinstallatie voor de winning van drinkwater met brijnlozing in de diepe ondergrond.

 

Waterwet en andere wetgeving
Zowel voor de winning van grondwater als voor de lozing van brijn in de ondergrond is een watervergunning vereist op grond van de Waterwet. Daarnaast is - als het brijn op een diepte van meer dan 100 meter beneden de oppervlakte wordt geloosd – een omgevingsvergunning nodig voor de oprichting van de installatie op basis van de Mijnbouwwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

 

De lozing van brijn is problematisch omdat het brijn stoffen bevat die voorkomen op Lijst I of II, zoals chloride, metalloïden en metalen. Voor deze stoffen gelden kwaliteitseisen om de goede chemische toestand van grondwaterlichamen te kunnen bereiken. De drempelwaarden zijn per grondwaterlichaam verschillend, vooral ten aanzien van chloride. Zo is bijvoorbeeld voor het grondwaterlichaam ‘Zand Rijn-Oost’ (Oost-Nederland) voor chloride de minimale drempelwaarde van 140 mg/l vastgesteld, terwijl voor het grondwaterlichaam ‘Zout Rijn-West’ (West-Nederland) een drempelwaarde als ‘niet relevant’ wordt beschouwd. Reden hiervoor is dat voor grondwaterlichamen met (natuurlijke) zoutwatersystemen geen drempelwaarden voor chloride zijn afgeleid.

De drempelwaarden voor de in het brijn voorkomende metalloïden en metalen, zoals arseen (15,0 μg/l) en nikkel (30,0 μg/l) zijn voor Zand Rijn-Oost en Zout Rijn-West gelijk.

 

Op grond van de Waterwet is het mogelijk om op basis van maatschappelijke afwegingen van de kwaliteitseisen af te wijken in waterplannen of beleid. Dit neemt niet weg dat bij elk individueel besluit rekening moet worden gehouden met de KRW-doelstellingen voor het bedoelde waterlichaam.

Al was het maar omdat een bestuursorgaan op grond van de Algemene wet bestuursrecht bij het nemen van besluiten rekening dient te houden met zijn eigen beleid, waaronder dus ook de waterplannen.

 

Lozingenbesluit bodembescherming
Het bestaande beleid voor brijnlozingen is gebaseerd op het Lozingenbesluit bodembescherming. Voor een lozing in de bodem buiten een inrichting mag onder voorwaarden ontheffing worden verleend voor hoogstens vier jaar. Hierbij is relevant hoe schadelijk de stof is en of deze voorkomt op Lijst I of Lijst II

bij het Lozingenbesluit bodembescherming. Dit besluit dient ook ter implementatie van de KRW en de GWR. Het hangt dus in de eerste plaats van de samenstelling van het brijn af of een ontheffing voor een lozing al dan niet kan worden verleend.

 

Op basis van informatie over de samenstelling van het diepere, brakke grondwater ter plekke (afkomstig van een waarnemingsput binnen het wingebied), kan de meest waarschijnlijke samenstelling van het brijn worden bepaald. Het brakke grondwater uit de winput in Ridderkerk bevat stoffen die zowel in Lijst I als II staan, zoals chloride, metalloïden en metalen (waaronder arseen, barium en nikkel.). De chlorideconcentratie in het brakke grondwater ligt tussen de 150-1000 mg/l. Het membraan heeft een beoogde  “recovery” van 50%. De concentraties van deze stoffen in het brijn worden daarmee verdubbeld. Uit berekeningen volgt dan dat een aantal van deze metalloïden en metalen, waaronder arseen, barium en nikkel de streefwaarden zullen overschrijden.

De interventiewaarden worden echter niet overschreden, wat betekent dat er geen sprake is van ernstige verontreiniging.

 

 

Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 vervalt het Lozingenbesluit bodembescherming. In plaats daarvan gelden het Besluit algemene regels voor inrichtingen voor milieubeheer (Activiteitenbesluit) en het Besluit lozen buiten inrichtingen. Omdat de drinkwaterinstallatie onder het begrip inrichting valt, zou de lozing van brijn afkomstig van ontzilting van brak grondwater voor de drinkwaterbereiding ook kunnen worden gereguleerd op basis van het Activiteitenbesluit.

 

Advies Technische Commissie Bodem
De Technische Commissie Bodem heeft advies gegeven over de regulering van  brijnlozingen door de agrarische sector. De commissie concludeert dat het lozen van brijn, ontstaan bij het geschikt maken van brak grondwater als gietwater ten behoeve van de tuinbouw, niet past binnen de randvoorwaarden van duurzaam gebruik en als laatste optie moet worden gezien. Daarbij moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • de chlorideconcentratie van het brijn is ongeveer gelijk aan, dan wel lager dan de chlorideconcentratie van het water waarbinnen het brijn wordt geloosd;
  • de concentraties van andere stoffen in het brijn voldoen aan de voor deze stoffen in het ontvangende water gestelde normen;
  • tussen de laag waaruit het grondwater wordt opgepompt en de laag waarin het brijn wordt geloosd, dient een waterscheidende laag aanwezig te zijn;

voor het oppompen van grondwater en lozen van brijn is een collectief systeem het uitgangspunt. Een collectief systeem heeft als voordeel dat er weer mogelijkheden ontstaan om het brijn in dieper gelegen grondwaterlagen te infiltreren of naar zoute wateren af te voeren, omdat het dan betaalbaar zal worden. Daarbij mogen de in het brijn aanwezige stoffen, anders dan chloride, de geldende normen niet overschrijden. Bovendien dient controle op het proces plaats te vinden;

de kwaliteit van het grondwater in het eerste en tweede watervoerend pakket dient gemonitord te worden. Dit geldt ook voor het te lozen brijn. Op deze wijze kan worden geverifieerd of wordt voldaan aan het stand-still-beginsel.

 

De voorwaarden die de Technische Commissie Bodem heeft ontwikkeld ten aanzien van de lozing van brijn, kunnen ook worden gebruikt ter regulering van brijnlozing door een drinkwaterbedrijf. Alleen voorwaarde 4, waarin een collectief systeem wordt voorgesteld, is niet relevant voor drinkwaterbedrijven. Vanwege de schaal van de winning en de mogelijkheid om kosten door te berekenen aan klanten, is het  voor drinkwaterbedrijven ook individueel mogelijk om op zeer zorgvuldige wijze brijn te lozen en de waterkwaliteit te monitoren. De Technische Commissie Bodem heeft geen aandacht besteed aan energiezuinigheid en de maximaal te onttrekken hoeveelheid brak grondwater ter voorkoming van uitputting van de voorraad brak water en van bodemdaling. Het zou verstandig zijn als het Ministerie van I en M ook over deze aspecten advies in zou winnen, net als over de voorwaarden waaraan lozing van brijn in verziltende rivieren moet voldoen.

 

 

 

4Conclusie
Klimaatverandering heeft grote consequenties voor het waterbeheer. Zo versterkt klimaatverandering het autonome proces van verzilting in West-Nederland. Waterschaarste vormt een nieuwe bedreiging waar Nederlanders aan zullen moeten wennen. Er zal gezocht moeten worden naar alternatieve bronnen. Een alternatieve bron voor de bereiding van drinkwater is de toepassing van ontzilting van brak water door omgekeerde osmose. Dat is relatief nieuw in Nederland maar geen nieuw verschijnsel in Europa.. De Europese Waterschaarste- en droogtestrategie beveelt aan om dergelijke extra infrastructuur pas te overwegen als andere opties om met waterschaarste om te gaan, zoals zuiniger omgaan met water, zijn uitgeput.

 

Vanwege het autonome proces van verzilting en de bestaande beprijzing van drinkwater in lijn met het 'gebruiker betaalt'-beginsel van de KRW, lijkt experimenteren met ontziltingsinstallaties een geschikte adaptatiemaatregel om de zoetwatervoorziening in West-Nederland te beschermen. Er zijn uiteraard ook andere oplossingen denkbaar. Zo beveelt de Commissie Veerman aan om het water voor West-Nederland aan te voeren vanuit het IJsselmeer en in het westen op te slaan in diepe polders. De haalbaarheid van deze oplossing hangt echter nauw samen met de haalbaarheid van de controversiële peilstijging van het IJsselmeer met anderhalve meter.

 

Het gebruik van ontziltingsinstallaties en daarmee samenhangend de schade die lozing van brijn kan veroorzaken maakt regulering noodzakelijk. Lozing op grondwater, oppervlaktewater en kustwater kan leiden tot verontreiniging daarvan en tot schade aan ecosystemen. Gelet op de doelstellingen van de KRW, moeten de lidstaten brijnlozingen dusdanig reguleren dat deze het (water) milieu zo min mogelijk belasten. Door het gebrek aan sturing vanuit de EU ontstaat het risico dat lozingen van ontziltingsinstallaties ongereguleerd blijven. In Nederland is voor de landbouwsector uitgedacht aan welke voorwaarden brijnlozingen moeten voldoen om toelaatbaar te zijn. Deze eisen zijn nog niet vertaald in bindende regelgeving. Uit onze analyse blijkt dat het denkbaar is om binnen de huidige wettelijke kaders een geschikt juridisch kader te ontwikkelen, dat gebruik van ontziltingsinstallaties om de zoetwatervoorziening in west Nederland veilig te stellen. mogelijk maakt.

 

De volgende voorwaarden zijn relevant bij de ontwikkeling van een juridisch kader voor de regulering van de lozing van brijn in grondwater: (1) De chlorideconcentratie van het brijn is ongeveer gelijk aan, dan wel lager dan de chlorideconcentratie van het water waarop het brijn wordt geloosd. De concentratie van andere stoffen in het brijn voldoet aan de voor deze stoffen in het ontvangende water gestelde normen. (2) De in het brijn aanwezige stoffen, anders dan chloride, mogen de geldende normen niet overschrijden. (3) Er dient een waterscheidende laag aanwezig te zijn tussen de laag waaruit het grondwater wordt opgepompt en de laag waarin het brijn wordt geloosd. (4) Er dient controle op het proces plaats te vinden. De kwaliteit van het te lozen brijn en het ontvangende water dient gemonitord te worden. Op deze wijze kan worden geverifieerd of wordt voldaan aan het stand-still-beginsel. Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan (5) energiezuinigheid en (6) de maximaal te onttrekken hoeveelheid brak grondwater ter voorkoming van uitputting van de voorraad brak water en van bodemdaling.

 

 

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

wat een briljante toepassing: nu nog de vraag hoe specifiek die taal is of kan worden...
Voor mij is het onbegrijpelijk dat de leiding van deze bedrijven niet zou begrijpen wat ze doen. Is het dan toch onkunde of wentelen ze de kosten gemakkelijk af op de overheid?
Breng het toezicht op alle lozende bedrijven terug onder het gezag van de waterdiensten als Rijkswaterstaat en de Waterschappen. Daar zit de expertise op dit gebied. We staan met de waterparagraaf voor een enorme opgave, en de uitdaging is beter op zijn plaats bij de waterdiensten.
@Fred SandersIk denk dat wetenschappers te veel willen onderzoeken om hun studenten lesstof te verschaffen en moet daarbij steeds denken aan de Eierlandse dam en prof. Marcel Stive. 25 jaar geleden wist hij al dat er vóór en áchter deze 850 meter lange strekdam begrijpelijke stromingsproblemen waren, die stromingsreacties zijn er nu nog. kustverdediging.nl 
@JacobsTja, wat zal ik zeggen, ik mis in Jos zijn verhaal over de de grote hoeveelheid Escherichia coli bacterie die in het grondwater zit, zelf al op meer dan 30 meter diepte, en ook mis ik de hoeveelheid ijzer en mangaan die in het grondwater zit, en dit alles kost veel om het eruit te halen, tot op heden wordt mijn grondwater afgekeurd en dat al tot 4 keer toe.
Dus, bezint eer gij begint, en complexe filter systemen zijn nu niet bepaald goedkoop in aanschaf maar vragen ook onderhoud. En laten we het een hebben over die andere stofjes, zoals medicijnen, ook deze dringen diep door in de grond, en deze zijn niet zo gemakkelijk eruit te halen, persoonlijk ben ik niet zo blij met een chemokeur van een ander... Mvg John