Stormvloedrampen en overstromingen spreken tot de vaderlandse verbeelding. Dit geldt bij uitstek voor de Sint-Elisabethsvloed van 1421, die veelvuldig werd geïnterpreteerd overeenkomstig de behoefte en smaak van de tijd. 600 jaar later geeft de legendarische watersnood aanleiding tot reflectie op het verleden én de toekomst. Hoe verhoudt beeldvorming van de ‘strijd tegen het water’ zich tot de realiteit van de snelle klimaatverandering? 

Tekst Eric Burgers

Dit najaar wordt in de regio Dordrecht uitgebreid stilgestaan bij de overstroming van het gebied dat in 1421 bekend stond als de Grote Waard. Dit omdijkte landbouwgebied omvatte de huidige Biesbosch, het Eiland van Dordrecht, het oostelijk deel van de Hoekse Waard, het Land van Heusden en Altena en een strook Noord-Brabant. Op of omtrent 19 november, de naamdag van de heilige Elisabeth van Thüringen (1207-1231), leidde een zware storm ’s nachts tot een dijkdoorbraak. Vanuit het Hollands Diep stroomde water de zuidwestelijke polder in.

Veel informatie over de gebeurtenis die in eerste instantie via kronieken en later middels schilderijen, prenten, liedjes en kinderboeken het collectief geheugen insijpelde, klopt niet. Zo zijn aantallen verdronken slachtoffers en dorpen schromelijk overdreven. Ook strookt het beeld van een superstormvloed die in één keer de Grote Waard verloren deed gaan niet met de waterstaatkundige werkelijkheid.

In De grote en vreeselike vloed: De Sint-Elisabethsvloed 1421-2021 duiden verschillende auteurs zowel de cultuurhistorische verwerking als de aardwetenschappelijke context van de ramp. H2O vroeg twee van hen, Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit, en Maarten Kleinhans, hoogleraar Fysische Geografie aan de Universiteit Utrecht, om nadere bespiegeling aan de hand van de allerbekendste afbeelding van de watersnood, de laatmiddeleeuwse Sint-Elisabethsvloedspanelen.