Rijke landen betalen straks jaarlijks 300 miljard dollar aan de armere landen om hen te helpen bij mitigatie en adaptatie – een fractie van wat zij nodig hebben. Pieter Pauw, expert op het gebied van internationale klimaatpolitiek en -financiering, vreest dat de ontwikkelingslanden straks minder ambitieuze klimaatplannen presenteren. En niet alleen zij.
door Dorine van Kesteren
Na de klimaattop van de Verenigde Naties (VN) in Azerbeidjan in november was Pieter Pauw regelmatig in de media om de uitkomst te duiden. Naast het ‘erg blij’ van minister Hermans van Klimaat en Groene Groei en het ‘ambitieus’ van EU-klimaatcommissaris Hoekstra was zijn commentaar ontnuchterend. ‘De top is mislukt’, sprak hij onomwonden. Een paar weken later is zijn teleurstelling nog niet weggeëbd. Integendeel. “De kwetsbare landen krijgen de meeste klimaatellende voor hun kiezen, terwijl zij het probleem niet hebben veroorzaakt. De historische broeikasuitstoot van de westerse industrie is enorm. Dit goed regelen, is dus niet alleen een kwestie van solidariteit, maar ook van verantwoordelijkheid.”