secundair logo knw 1

De Waal bij Nijmegen | Foto Bas Gietemans

De groeiende bevolking vraagt om meer, veel meer woningbouw en ruimte voor bedrijven en recreatie, schrijven Leo Schagen, Harold IJskes, Fred Sanders, Peter Vonk en Dick Butijn in een uitgebreide beschouwing. Ze verkennen drie opties, maar de echte kansen voor de aanzienlijke woningbouwopgave lijken toch vooral in het oosten van ons land te liggen, bij de vele kleine steden langs de minder grote rivieren.


door Leo Schagen, Harold IJskes, Fred Sanders, Peter Vonk en Dick Butijn


De grotere steden liggen in Nederland langs de rivieren en dat is ook logisch. Toen de lage landen tot bloei kwamen zochten de handelaren en monniken de logistieke knooppunten op. Zo kwam het typisch Nederlandse landschap tot stand, met steden groot en klein langs de vele rivieren in een wijde delta. Door deze bloei werd het landschap ondergeschikt gemaakt aan onze economische honger en dat is nu met de klimaatverandering een probleem.

We hebben onze steden en agrarische sector verdedigd met dijken, we hebben nieuwe polders in kwetsbaar gebied aangelegd en we hebben elk risico op wateroverlast proberen uit te sluiten, maar op de versnelde klimaatverandering, hebben we niet direct een antwoord, ook omdat onze delta druk bevolkt is geraakt. Daarbij vraagt deze toenemende bevolking om meer, veel meer woningbouw en ruimte voor bedrijven en recreatie. Dat vormt een uitdaging. Hiervoor nemen we ons rivierenlandschap onder de loep en benoemen we kansen voor verdere ontwikkeling van onze delta.


Leo Schagen ea


Hanzesteden
Vroeger was de eerste stedelijke ontwikkeling vooral in het oosten van Nederland. Het van oorsprong Duitse verband van hanzesteden breidde in de middeleeuwen zijn handelsimperium naar het achterland uit en zo kreeg ook Nederland hanzesteden vooral langs de IJssel en de Zuiderzee, zoals Zutphen, Deventer en Kampen. De handelssteden in de Nederlandse delta, vooral Amsterdam en Rotterdam, kwamen later in de zeventiende eeuw door de handel met de koloniën tot ontwikkeling.

De rijkdom uit de handel werd belegd in grond door de meren in het veengebied achter de duinen in te polderen, en zo ontstonden de honderden polders waarvan de Beemster als UNESCO werelderfgoed wel de bekendste is. De diepte van de polders was maar een paar meter, maar door het afgraven van het hoogveen voor de turfverkoop (van veel lagere verbrandingswaarde overigens dan de veenturven uit Drenthe en Overijssel) werden binnen de dijken diepten van 5 tot 8 meter bereikt, zoals de Veenpolder bij Zaandam en de Zuidplaspolder bij Rotterdam met hun diepste punt respectievelijk -3,5 en -7,0 meter onder NAP.

Door deze economische ontwikkeling onder de kust kwam de stedelijke groei in het oosten van ons land langzaam stil te liggen. Het is nu, 500 jaar later dat de trek naar het oosten terug is ingezet. De concept Nota Ruimtelijke Ontwikkeling van voormalig minister Hugo de Jonge stuurt er bijvoorbeeld trendbrekend op aan, kopiërend het VINEX-beleid van de jaren negentig, om extra woningbouwlocaties ten oosten van de lijn Zwolle-Amersfoort-Utrecht te laten landen. Dit naast het voortzetten van de groei van Almere en Lelystad, wat op zich ook een trendbreuk is omdat de groei van Lelystad al jaren op slot zit.

Nu negen op de tien Nederlanders ervan overtuigd is dat er van klimaatverandering sprake is kan worden verwacht dat de trek naar het oosten zal intensiveren

Trek naar het oosten
De Nederlander was overigens al eerder dan dit nieuwe beleid aan de trek naar het oosten begonnen. De mogelijkheden van het digitaal thuiswerken dat tijdens de covid-19 virusepidemie een ‘boost’ kreeg, brachten al veel oudere vaak zelfstandige ondernemers en ook gepensioneerden op het idee om in het goedkopere oosten te gaan wonen ( (CBS 2021, vergelijk verhuizingen 2020 met 2015). Ook de ontwikkeling van de containeroverslaghaven van Venlo zet steeds verder door en wat eerst een tussenstation tussen Rotterdam en ons Duitse achterland was, wordt langzamerhand een havenstad in het achterland op zich. Ook het aantal verhuizingen naar Duitsland neemt toe, ook al zijn de aantallen nog in duizenden per jaar te tellen (CBS 2020).

Niet zo zeer de klimaatverandering maar vooral de drukte in de Randstad, de behoefte aan groen en ruimte en de grotere beschikbaarheid aan woningen blijken de belangrijke motivatie factoren (Scanmovers 2019). Nu negen op de tien Nederlanders ervan overtuigd is dat er van klimaatverandering sprake is (CBS 2023) kan worden verwacht dat deze trek naar het oosten zal intensiveren. De vraag is daarbij wel, als deze trend doorzet, waar al die extra woningen in het oosten van Nederland dan kunnen worden gebouwd?

Net als tijdens het VINEX-tijdperk liggen de meest voor de hand liggende uitbreidingslocaties bij bestaande dorpen en steden, daar ligt alle infrastructuur, daar zijn al voorzieningen en een oud stadshart werkt als een magneet op nieuwe inlandse migranten. Onze Rijksoverheid stelt dat er in Nederland voor 2030 zo’n 900.000 woningen bij moeten komen (Rijksoverheid 2023).

WoningBouwersNL, de vereniging van woningbouwspecialisten, stelt dat eenzelfde aantal in de jaren daarna daar nog eens bij moet komen hetgeen demissionair minister Hugo de Jonge en de media beamen. De geraamde behoefte lijkt niet voor te stellen, 1.800.000 woningen erbij, dat is evenveel als 200 voormalige VINEX-locaties, terwijl we er daarvan in Nederland destijds 65 hebben gerealiseerd. Daarmee lijkt de behoefte toename niet te overzien.

20 à 22 miljoen inwoners
Maar het klopt wel; terwijl de bevolking toeneemt daalt ook nog eens het aantal mensen in een gemiddeld huishouden. Over de afgelopen 50 jaar tussen 1976 en 2024 nam de bevolking van 13,5 naar 17,9 miljoen toe en de samenstelling van het gemiddelde huishouden daalde van 3,49 naar 2,11 gezinsleden (CBS 2024). Onderwijl is de bevolkingsprognose een toename naar 20 à 22 miljoen inwoners over 25 jaar (Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen), terwijl het aantal inwoners per woning vooral door vergrijzing blijft afnemen. 

Er blijft daarmee een enorme groeiende behoefte aan nieuwe woningen bestaan. Dat zal de voornoemde sluimerende trend naar het oosten ongetwijfeld gaan versnellen, want het westen is ook vol tenslotte en daar is de waterproblematiek kritisch. Zo worden de 8.000 woningen te realiseren in de Zuidplaspolder bij Rotterdam al sinds het voorstel het daglicht zag bekritiseerd. Bouwen in de diepste polder van Nederland zou onverstandig zijn.

Nu zowel de Rijkswaterstaat als het Waterschap Schieland en Krimpenerwaard daarover naar de Raad van State zijn gestapt, lijken de plannen voor de zoveelste keer van tafel te glijden. Maar de woningen zijn nodig en een alternatief om in de uiterwaarden langs de rivieren te bouwen wordt ook sterk bekritiseerd en wederom vooral vanuit de waterschappen. Kortom de behoefte aan woningen neemt voorlopig niet af en de mogelijkheden lijken beperkt. Des te meer is er behoefte aan een breed perspectief voor de woningbouw in het westen en steeds meer ook in het oosten van ons land. De open vraag is waar en hoe.

Langs de grote rivieren
Woningbouw langs de grote rivieren als de Rijn, de Maas en Waal, belangrijk voor de waterafvoer van regen- en smeltwater uit het achterland en onze binnenvaart met Duitsland en België, is de meest complexe opgave. Toch vragen de grote steden langs deze rivieren zoals Roermond, Venlo, Arnhem, Nijmegen en Dordrecht om te beginnen, voor de toenemende behoefte aan woningbouw om een antwoord. Nijmegen met de ontwikkeling op noord wordt wat dat betreft steeds meer als lonkend perspectief genoemd. De aanleg van het kanaal bij Lent, de `Spiegelwaal’ ontlast de historische Nijmeegse kade en beschermt de nieuwbouw in de uiterwaarde aan de overkant tegen overstroming doordat de rivier daar enorm veel meer ruimte krijgt, in de breedte en de diepte. Lent heeft er vanwege de noodzakelijke sloop wel een ader voor moeten laten, maar het resultaat mag er zijn.

De situatie in Dordrecht en de steden daar omheen is anders. Alle oevers van de rivieren zoals die daar samenkomen zijn tot de rand toe volgebouwd. Nergens hebben de rivieren daar nog ruimte om een hoogwatergolf te verwerken, hetgeen bij geclusterde regenval in het bovenstroomse gebied wel degelijk een probleem gaat worden. De nabijgelegen polders zullen ooit nodig zijn om als overloop voor het rivierwater te dienen om de steden te sparen. Langs de rivieren zullen op termijn ook nog sterkere hogere dijken moeten komen om de bestaande woningbouw te beschermen. Ruimte voor extra woningbouw ligt daar niet.

Waar dan ook nieuw gebouwd wordt, de plannen zullen klimaatadaptief moeten worden opgezet, want de klimaatverandering komt niet alleen vanuit zee en de rivieren, ook uit de lucht

Volop ruimte
De echte kansen voor de aanzienlijke woningbouwopgave lijken wat dat betreft toch vooral in het oosten van ons land te liggen, bij de vele kleine steden langs de minder grote rivieren. Omdat daar nog volop ruimte is aan de overkant en langs de rivier, en omdat nog veel van deze steden er verlaten bij liggen. Nederland is echt een waterland, naast de drie grote rivieren en de vierde de IJssel, tellen we nog 135 kleinere rivieren en deze liggen vooral in het oosten van ons land. Wie wil er niet wonen, in Terborg aan de Oude IJssel, Ommen aan de Vecht, Almen aan de Linge of in Wijhe aan de IJssel. Als honderd dorpen en stadjes daar elk 5.000 woningen bouwen hebben we er 500.000 woning bij.

Dat is natuurlijk wel een megaopgave, voor veel dorpen zal dit tot een verdubbeling van het aantal inwoners leiden. Wat grotere dorpen en steden zullen een dergelijke opgave voor hun lokale economie waarschijnlijk verwelkomen. De watersystemen langs de kleinere rivieren in het oosten van ons land zijn ook minder kritisch dan langs de grote rivieren en de ruimte is er ook.

Volgen we de oostelijk gelegen rivieroevers dan is woningbouw bij de mooie steden als Zutphen, Deventer, Tiel en Gorinchem, Waalwijk en Bergambacht goed mogelijk als er maar rekening met de risico’s van hoogwater in de rivieren wordt gehouden. En de bereikbaarheid moet worden verbeterd, een beter OV en supersnel betaalbaar internet. Het wonen in het oosten van ons land moet bij de benodigde aantallen een lonkend perspectief worden en niet blijven wat het nu is, een vlucht uit drukte.

Overigens, waar dan ook nieuw gebouwd wordt, de plannen zullen klimaatadaptief moeten worden opgezet, want de klimaatverandering komt niet alleen vanuit zee en de rivieren, ook uit de lucht. Voor alle woningbouw en om te beginnen voor nieuwbouwlocaties geldt dat rekening moet worden gehouden met perioden van extreem heftige regenval en droogte.

Dat geldt zowel voor de polders in het westen, eventuele locaties in het IJsselmeer, voor stadsverdichting zoals de nieuw te realiseren wijk Havenstad in het IJ bij Amsterdam, als nieuwbouwlocaties in het oosten van het land. De vraag is, wat is dat klimaatadaptief bouwen en hoe vertalen we dat dan naar de potentiële bouwlocaties in het oosten langs de kleine rivieren, naar de uitleglocaties en de stadsverdichting bij de steden in de polders in het westen en de recentste voorstellen voor bouwlocaties in het IJsselmeer.

Feitelijk zijn er drie randvoorwaarden voor bouwen: water vasthouden en niet afwentelen, schoon en veilig en veel groen in de steden

Water en bodem sturend
Daar heeft professioneel en politiek Nederland zich veel zorgen om gemaakt. De ministeriële brief over ‘water en bodem sturend’ zou het verlossende antwoord geven (I&M 2022). Maar nu deze brief er ligt is er veel verwarring. Is de brief nu een richtlijn voor bouwen of een begrenzing aan het bouwen, de deskundigen zijn het er niet over eens. Maar duidelijk is dat deze brief nog niet zomaar in een eenduidige wet is omgezet. Het huidige kabinet heeft het dwingende karkater van de brief recent afgezwakt, van ‘sturend’ naar ‘best belangrijk’, maar dat verandert de behoefte aan oplossende maatregelen niet, en ook verandert dat de randvoorwaarden voor bouwen niet.

Feitelijk zijn er drie randvoorwaarden voor bouwen: water vasthouden en niet afwentelen, schoon en veilig en veel groen in de steden om de mensen tijdens te hete dagen koelte te geven. Veel uitvoeringsplannen voor klimaatadaptatie zoals gemeenten die maken sluiten daar steeds beter op aan en er valt veel te leren van de eerste positieve praktijk zoals in Rotterdam waar regenwater niet alleen in vijvers, maar ook in verdiepte pleinen en ondergrondse bunkers wordt opgeslagen.

Drie opties
Voor de woningbouwbehoefte lopen we de opties langs met respect voor de weerstand welke de genoemde nieuwe woningbouwlocaties kunnen oproepen.

1. Langs de kleinere rivieren in het oosten van het land

Zowel de kleinere als de allerkleinste rivieren, denk aan respectievelijk de IJssel en de Eem alsmede de Linge, de Geul en de Overijsselse Vecht, zullen bij enorme regenval last krijgen van hoogwatergolven, net zoals de Waal en de Maas, maar dan op de eigen schaal. Zomaar in de uiterwaarden bouwen zal ook daar moeilijk zijn. De mens is creatief en zo zijn er voorbeelden van drijvende woningen, woningen op palen of op terpen. Maar daarbij gaat het altijd over kleine aantallen, in een soort woongemeenschap. Dat komt doordat het aparte niet eigentijdse oplossingen zijn en omdat de bereikbaarheid van deze woonvormen niet beantwoordt aan de algemeen geaccepteerde behoefte van de auto voor de deur en liefst een bushalte om de hoek. 

De goede manier om in de uiterwaarden te bouwen is toch de oplossing zoals deze bij Nijmegen is gevonden, met een parallel kanaal dat de watergolf opvangt en zo de waterpeilstijging lokaal in de rivier opvangt waarbij de uiterwaarde ter plaatste kan worden omdijkt. Deze kostbare oplossing verdient zichzelf in de praktijk goed terug omdat woningen aan het water financieel beter renderen. Het kanaal geeft ook een extra kwaliteit aan het zo geheten vergeten land aan de overkant van de rivier waardoor met de woningbouw ook aantallen kunnen worden gemaakt. 

Voor een vergelijkbare oplossing is bij Kampen gekozen: het Reevediep. Dit is een aangelegde bypass voor de IJssel om Kampen heen om een eventuele hoogwatergolf van de IJssel op te vangen zodat de oude stad Kampen droog blijft. De nieuwbouwwijk Reevedelta biedt nu ruimtelijke kwaliteit en de watersport geniet mee. Voor de oude Hanzesteden Zutphen en Deventer biedt deze aanpak een vergelijkbaar perspectief om aan de overkant van de IJssel nieuwe woningbouw te laten verrijzen.

Ook langs de vele kleine oostelijke rivieren kan deze aanpak de woningbouw lostrekken. Hier kunnen vanuit het Duitse bovenstroomse achterland ook hoogwatergolven ontstaan, wellicht minder hoog maar voor de dorpen langs deze rivieren net zo ingrijpend. Uitgaande van veel hogere aantallen woningbouw in het oosten van ons land kan daar nieuwe creativiteit en dynamiek ontstaan.

2. Bij de steden in de polders in onze westelijke delta

Bijzonder aan de polders in het westen van ons land is dat de diepste polders over het algemeen de sterkste dijken hebben gekregen en daardoor het meest beschermd zijn tegen dijkdoorbraak. Dat is natuurlijk omgekeerd ten opzichte van hoe dat wordt ervaren. Zo ligt de Zuidplaspolder in Zuid-Holland, waar wordt voorgesteld om 8.000 woningen te bouwen, als laagste polder van Nederland op 6,0 meter onder NAP en wordt er al jaren over gesproken of dat wel acceptabel is. Terwijl in de ondiepe polders langs de Zaan in Noord-Holland vele dorpen en nieuwbouwwijken zijn verrezen terwijl er amper naar de dijken werd omgekeken.

De praktijk is dus anders dan de logica en er is eigenlijk een soort van een classificering van polders voor woningbouw nodig zodat duidelijker wordt waar veilig gebouwd kan worden en dat er dan ook zonder veel vertraging plannen gemaakt kunnen worden. Aandacht vraagt daarbij de methode van bouwrijp maken op veengrond. Zo vergroot de gebruikelijke methode van ophogen met zand om toekomstige verzakking van het veenpakket tegen te gaan over het algemeen het risico van wateroverlast voor de omliggende gronden. Alternatieven worden verkend zoals door het Kenniscentrum Bodemdaling en Funderingen (kbf), maar betere oplossingen voor grote uitleglocaties zijn nog niet gevonden.

Toch lijkt de methode van ophogen achterhaald, omdat wateroverlast door extreme buien daarbij te veel op de omliggende agrarische gronden wordt afgewenteld. Zo bleek het recent niet eenvoudig om de nieuwbouwwijk ‘Lange Weeren’ bij Volendam te realiseren. Voordat de wijk werd aangelegd had Volendam bij heftige regenval al last van onderlopende straten en weilanden. Toch is deze wijk op de traditionele wijze met ophogen gerealiseerd. Er zijn compenserende maatregelen met retentievelden en extra sloten genomen, maar het blijft een bewerkelijke aanpak waarvoor hoognodig alternatieven gevonden moeten worden.

3. Nieuwe bouwlocaties in het IJsselmeer

De behoefte aan woningbouw is zo groot dat het aantal voorstellen om in het IJsselmeer te bouwen stelselmatig toeneemt. Na het besluit in 1986 om woningbouw in de Markerwaard uit te stellen (in 2003 definitief) werden bouwplannen in het IJsselmeer een groot taboe. Toch kreeg de ontwikkeling van IJburg voor 20.000 woningen in 1996 van de gemeente Amsterdam instemming en stuurt de recente MRA Woondeal van 2023 aan op 100.000 extra woningen te realiseren in Flevoland, bij Almere en nu ook in Lelystad.

Tegelijk kwamen kleinere plannen voor woningbouw los: 3.000 woningen voor de kust van Lelystad (Kustvisie Lelystad) en 700 woningen bij Monnickendam (Nieuwbouw Gouwhaven). Onderwijl kwam de aanleg van nieuw natuurgebied de Markerwadden gereed. Ook voor het noordelijke deel van het IJsselmeer bij Den Oever en Medemblik zijn plannen voor landwinning voor natuur zoals de Markerwadden in voorbereiding. Het zal niet verrassen als ook deze plannen de voorbode voor woningbouw in het IJsselmeer worden, bij Friesland en Overijssel bijvoorbeeld.

Het bouwen van woningen is niet het probleem, wel het embargo op oppervlaktewaterverlies in het IJsselmeer - ons enige grote zoetwaterbekken. Op de plannenmakerij ligt klaarblijkelijk geen embargo meer. Zo stelde de IJsselmeervereniging recent voor om de waterkwaliteit alsmede flora en fauna te verbeteren door het IJsselmeerwater weer te laten stromen. In de Afsluitdijk worden grote pompen voor het afvoeren van te hoog water aangelegd en het plan om op de Afsluitdijk te bouwen is nog maar vijf jaar jong. Niet al deze plannen zullen worden gerealiseerd maar duidelijk is dat er van een verbod op woningbouw geen sprake meer is.

Uiteindelijk, hoe verstandig we Nederland ook volbouwen, zijn grotere ingrepen in onze delta nodig

Zeespiegelstijging
Met al deze kennis zijn we er helaas nog niet, want de laatste jaren leren we dat het gevaar van de klimaatverandering nog meer dan al werd verwacht vanuit het achterland komt - het water in onze rivieren bepalen ons leven nu meer dan de zeespiegelstijging. Maar de invloed van de zee is er altijd want bijna onzichtbaar stuwt de vloedgolf het rivierwater omhoog wat zeker bij zeespiegelstijging te zijner tijd van grote invloed zal worden op de mogelijkheden voor scheepvaart en woningbouw op en langs onze rivieren.

Daarom zijn uiteindelijk, hoe verstandig we Nederland ook volbouwen, grotere ingrepen in onze delta nodig. Deltares heeft daarvoor de keuze uit vier toekomstscenario’s gepresenteerd en dat is niet voor niets. Gezien al het geïnvesteerd vermogen in onze westelijke delta aan woningen en bedrijfsgebouwen, zijn robuuste ingrepen nodig. De meest logische keuze is die voor een tweede zeekering voor de kust ergens tien à twintig kilometer zeewaarts waarbij we naast de onvermijdelijke kosten ook van het economisch voordeel van de kunstmatige lagune kunnen profiteren.

Maar zover is het nog niet en levert bouwen in het westen een gespannen situatie op en haperen de plannen. Beter kunnen we voor de kortere termijn, zeg de komende twintig jaar, ons gezichtsveld voor de woningbouw verbreden door de plannen van de voormalige minister te volgen. Door naast het doorbouwen in het westen, actiever te gaan bouwen in het oosten van het land, bij de kleine dorpen en stadjes, langs de beken en kleine rivieren in het meer open landschap.

Natuurlijk dat zal een stevige ingreep in het landschappelijk beeld gaan betekenen en er zal discussie over de krimp van het agrarisch grondgebied ontstaan. Maar als we de nieuwe uitleggebieden aanpassen aan de lokale schaal en de bereikbaarheid echt bijzonder verbeteren, dan zullen we hier op de lange termijn zeker de vruchten van gaan plukken. Onderwijl hoeven we het debat over de tweede zeekering niet te schuwen, want ook deze zal uiteindelijk nodig zijn. Want de klimaatverandering komt eraan, zoals Rutger Bregman in 2020 in zijn brief aan alle Nederlanders schreef: ‘Het water komt’!


  • Leo Schagen is ingenieur, gepensioneerd manager Waternet, gemeenteraadslid Purmerend, voormalig waterschapsbestuurder bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)
  • Harold IJskes is adviseur en manager op het gebied van duurzaamheid, omgevingsmanagement en communicatie. Werkt voor overheden en instituten. Hij is in zijn werk betrokken bij waterschappen en biodiversiteit en vanuit deze invalshoeken draagt hij bij aan de communicatie van de Stichting Zee en Rivier
  • Fred Sanders is gepromoveerd in de duurzame stedenbouw, kustwaterbouwkundige en schrijver van streekromans
  • Peter Vonk is oprichter van de Algemene Waterschapspartij (AWP), voormalig waterschapsbestuurder HHNK, huisarts, mede-auteur van het boek ‘Water! als Medicijn’ en bestuurslid van de Stichting Zee en Rivier
  • Dick Butijn, deelnemer aan Kennisprogramma Zeespiegelstijging, is initiatiefnemer van De Tweede Kustlijn en voorzitter Stichting Zee en Rivier
Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

h2ologoprimair    PODIUM

Podium is een platform voor opinies, blogs en door waterprofessionals geschreven artikelen (Uitgelicht). H2O draagt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze bijdragen, maar bepaalt wel of een bijdrage in aanmerking komt voor plaatsing. De artikelen mogen geen commerciële grondslag hebben.

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

Goed bezig, Phebe. Ga zo door.
Mark van der Laan Zoekt en gij zult vinden
Goed bezig, Harrie. Blijf vooral columns schrijven.
Het zou natuurlijk ook juist heel fijn zijn voor de natuur als er meer broedplaatsen komen voor insecten. Hebben de vleermuizen en de vogels ook wat te eten.
Lijkt mij toch opvallend dat als het "diepzuigen" gestart wordt de kade onderuit gaat. Daar moet toch een verband zijn. Diep zuigen bij zandwinning gaat er van uit dat zand in diepere lagen gaat "toelopen, vloeien" naar de "zuigmond" van een baggervaartuig onder een natuurlijk flauwe hoek. De hoek is afhankelijk van de waterspanning in de zandlaag,  korrelgrootte en vorm van het zand in de zandlaag. Als het zand zo, via de hellingshoek onder de oever afvloeit en wordt weggezogen ontstaat daar instabiliteit, "bresvloeiing", waardoor het talud wegzakt. Dat is hier waarschijnlijk gebeurt, lijkt me. Is niet de eerste keer dat dat in Nederland gebeurt.  
Het is van belang om onderzoek te doen naar de waterkwaliteit o.a. PFAS-stoffen voordat ergens regenwater of oppervlaktewater via infiltratieputten naar grondwaterlichaam gebracht kan worden. Verslechtering van kwaliteit grondwater voorkomen, door zuivering van het infiltratiewater is veelal noodzakelijk.