secundair logo knw 1

De brief van minister Harbers van 25 november jl. aan de 2e Kamer met de titel ‘Water en Bodem sturend’ beoogt met structurerende keuzes houvast te geven aan partijen die plannen of beleid maken voor de korte termijn. Hiermee is een begin gemaakt op het gebied van water, bodem en ruimte. Nu nog een visie voor de lange termijn!

door Wil Borm en Dick Butijn

Wil Borm 180 vk Wil BormDe keuze om water en bodem sturend te laten zijn voor een gezond milieu en een klimaatbestendige inrichting van Nederland wordt door deskundigen breed gedragen.

Voor de lange termijn zijn daarbij de volgende uitgangspunten van belang: veiligheid tegen overstroming, borging van de waterkwaliteit, blijvende beschikbaarheid van voldoende zoet water, het tegengaan van verzilting en herstel van het grondwaterpeil.

Dick Butijn vk 180 Dick ButijnOp basis van de randvoorwaarden uit de brief van Harbers wordt er gestreefd naar onder meer het creëren van ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water, maar voor de lange termijn is het niet duidelijk waar deze ruimte gezocht moet worden en over hoeveel ruimte het gaat. Er zijn nog veel vragen en onzekerheden. Het ontbreekt aan heldere doelen en daarmee kaders waarbinnen aan de slag kan worden gegaan. Gebiedsoverstijgende onderwerpen vragen dringend om centrale afwegingen.

Voldoen aan de watervraag
De Kamerbrief gaat ervan uit dat we in de komende decennia en op langere termijn watertekorten en voortgaande verzilting dienen te accepteren. Het drinkwatergebruik zou in 2035 al met 20 procent verminderd moeten zijn. Over mogelijke oplossingen voor het gelijk houden of verhogen van het drinkwateraanbod wordt weinig vermeld.

Een effectieve oplossing is het afsluiten van de Nieuwe Waterweg met zeesluizen. Het immense volume aan zoet oppervlaktewater dat nu ongebruikt geloosd wordt op zee, komt dan beschikbaar voor de drinkwatervoorziening, de aanleg van zoetwatervoorraden, vernatting van hoge zandgronden en aanvulling van het grondwater.

Nederland kan met het neerslagoverschot en de rivieraanvoeren beschikken over een overvloed aan zoet water. Het ruimschoots voldoen aan de watervraag nu en in de toekomst is dan ook vooral een kwestie van gerichte verbetering van de waterhuishouding en herijking van de landelijke zoetwaterverdeling. Er zijn dan ook haalbare toekomstscenario’s die juist voorzien in veel meer zoetwaterbeschikbaarheid en verzilting effectief tegengaan.

Tijdelijke berging in diepe polders vraagt om nuancering
Op één punt wordt wel antwoord gegeven op de vraag waar berging kan plaatsvinden: 5 procent tot 10 procent van de diepe polders, bij voorkeur de diepste delen, zou voor waterberging gereserveerd moeten worden. Dit vanuit de redenatie dat water nu eenmaal naar het diepste deel stroomt.

Wanneer het droog houden van sommige diepe polders niet langer rendabel is, kunnen ze het best onder water gezet worden. Maar voor het tijdelijk bergen van water zijn ze minder geschikt, aangezien het veel energie kost om het water van daaruit uiteindelijk weer weg te pompen.

Overtollig water zou juist waar mogelijk op hogere delen van de polders opgevangen moeten worden. Een hoger gelegen zoetwaterreservoir kan in tijden van zoetwatertekorten gemakkelijker ingezet worden en biedt meer tegendruk aan zoute kwel.

Locaties die zich in de nabijheid van watergangen of boezemwater bevinden of waar de meeste vrije ruimte aanwezig is, zouden bij voorkeur ingezet kunnen worden. De aan zee grenzende Zeeuwse wateren zijn vergelijkbaar uitstekend in te zetten als noodberging, zoetwatervoorraad en buffer tegen verzilting.

Waterberging reserveren 'bij voorkeur in de diepste delen van diepe polders' behoeft dan ook nadere nuancering.

Bouwlocaties: waar niet en waar wel?
De uitspraak: 'We bouwen niet op locaties die nodig zijn voor waterberging, rivierafvoer en toekomstige dijkversterkingen' geeft geen antwoord op de vraag waar deze locaties zijn gelegen. Met name voor tijdelijke noodberging van rivierafvoer is zeer veel ruimte nodig. Om bouwinitiatieven niet te frustreren is het noodzakelijk spoedig concreet aan te geven welke gebieden voor waterveiligheid gereserveerd zijn.

Bij locaties waar wel gebouwd mag worden, vormt het kunnen verwerken van hevige neerslag, nu en in de toekomst, een belangrijke randvoorwaarde naast waterveiligheid. Rogier van der Sande, dijkgraaf en voorzitter van de Unie van Waterschappen, geeft aan dat eenduidige landelijke richtlijnen op dit punt gewenst zijn. Voor tal van locatiekeuzes is een lange termijn visie vereist, maar die ontbreekt nog steeds.

Geen korte termijn, maar gericht op de lange termijn
De Kamerbrief van november richt zich met name op de korte termijn en op zaken die nu al aan de orde zijn. Maar alles wat we nu doen zou eigenlijk in het licht van de langere termijn moeten staan. Dat is vanwege het vooruitschuiven van beslissingen nog altijd niet mogelijk. Daarmee blijft de vraag of we later geen spijt krijgen van allerlei maatregelen die niet of minder nodig zijn als er gekozen wordt voor een gesloten en/of zeewaartse oplossing.

De vrees bestaat dat als de politiek eenzijdig richt op de kamerbrief (op de korte termijn), dat dan de discussie over de lange termijn misschien wel decennia opschuift. Dit gaat in tegen de urgentie verkondigd door Deltares en het Deltaprogramma 2023: 'Er is geen tijd te verliezen.'

Wanneer er eenmaal een toekomstvisie voor Nederland is vastgesteld, kunnen maatschappelijke sectoren meeliften met de transitie en herbestemming op weg naar een klimaatbestendig land. Dit met maximaal behoud en inzet van de bestaande infrastructuur bij een duurzame en circulaire economie.

De brief van minister Harbers is door de media over het algemeen positief beoordeeld. Hoewel het gaat over een zeer belangrijk onderwerp, het veilig en leefbaar houden van Nederland, kreeg deze maar weinig aandacht.

De brief zet aan tot nadere bezinning over een blijvend functionerend watersysteem. We gaan een periode tegemoet waarin we met maatregelen proberen om vooruit te lopen op klimaatverandering en zeespiegelstijging. De brief ‘Water en bodem sturend’ geeft daarvoor de randvoorwaarden, maar om voortgang te kunnen maken is spoedig een visie nodig voor de lange termijn. De herdenking van de Watersnoodramp heeft terecht veel aandacht gekregen. Vervolgens wordt het tijd om vooruit te kijken.

Wil Borm, Adviesgroep Borm & Huijgens
Dick Butijn, De Haakse Zeedijk

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

h2ologoprimair    PODIUM

Podium is een platform voor opinies, blogs en door waterprofessionals geschreven artikelen (Uitgelicht). H2O draagt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze bijdragen, maar bepaalt wel of een bijdrage in aanmerking komt voor plaatsing. De artikelen mogen geen commerciële grondslag hebben.

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

Afbreekbaarheid moet in de toekomst als eerste beoordelingsparameter voor toelating van stoffen worden ingevoerd. Er ontstaan anders onomkeerbare problemen in de toekomst.
In aanvulling hierop: Wij hebben voor terrein- en rivierbeheerders (VNBE) nog meer maatregelen in kaart gebracht om deze problemen te mitigeren (zie ook bijlage):
 
@Hans MiddendorpHoi Hans, beetje makkelijke reactie van het waterschap ('eerst moeten de waterbedrijven wat doen, tot die tijd kunnen wij niks doen'). De Waprog plaatste in 1986, in één jaar tijd, meer dan 100.000 watermeters bij gezinnen thuis. Dat kostte toen maar 150 gulden (!) per watermeter. Als de waterpartners echt zouden willen samenwerken, kan dit zo zijn opgelost. Dus ja, bureaucratie zegeviert. Niet iets om trots op te zijn.
@Gert Timmerman Eens. We moeten met al ons water zuinig omgaan (en het niet verontreinigen) zeker met zoet grondwater en met drinkwater.