secundair logo knw 1

Als handelsland zijn we heel goed in het verkopen van onze wateroplossingen in het buitenland. Ons imago als waterland helpt ons hierbij. Maar we staan ook voor uitdagingen. Schaarste, droogte, overstromingen en verslechtering van waterkwaliteit zijn het gevolg van klimaatverandering, waar waterbedrijven in andere landen al mee te maken hebben. En waar ook verschillende oplossingen voor zijn gevonden.

door Erik Driessen

Erik Driessen 180 vk b Erik DriessenOmdat Nederland altijd een waterland is geweest, vergeten we weleens om ons heen te kijken. De voorsprong die we hebben, is in sommige gevallen ook de perceptie van een voorsprong. We zijn bijvoorbeeld heel goed in waterbeheer. Die reputatie is terecht: internationaal zijn we toonaangevend als het gaat over dijken en polders. Maar geldt dit nu ook voor watertechnologie? Daar liften we misschien wat te veel mee op ons imago. En denken we misschien ook nog te veel vanuit onze Nederlandse handelsdrift: we brengen namelijk liever dan dat we halen. Dat zou best wat meer in balans mogen komen, omdat in andere landen namelijk ook heel interessante dingen gebeuren.

Internationale watergemeenschap is verrassend open
Als gevolg van klimaatverandering gaan we in Nederland de komende tientallen jaren grote uitdagingen tegemoet. Uitdagingen waar men in sommige andere landen al veel eerder mee te maken kreeg. Neem bijvoorbeeld het verschijnsel van kurkdroge zomers en een dalende grondwaterstand. Wanneer het in Nederland heet is en regen uitblijft, wordt de afgelopen jaren richting consumenten snel een toon gecreëerd van: 'doe zuiniger met water'. 

Dit communicatiebeleid is erg ad-hoc. Is het een tijdje niet meer zo warm, dan hoor je er niets meer over. Als het gaat om de communicatie naar klanten toe, kunnen we best wel wat leren van een land als Australië, waar waterbedrijven veel vaker te maken hebben met langdurige extreme droogte. Sydney Water voert al sinds 1998 actief en programmamatig campagnes om consumenten bewuster te maken van hun watergebruik, het hele jaar rond. Iemand als André Boerema is hier Water Efficiency Professional, maar behalve deze man zijn mensen in diverse rollen met het thema waterbesparing bezig.

Een andere uitdaging is de opwarming van distributienetwerken als gevolg van onder andere klimaatverandering. Waterbedrijven in landen waar drinkwater ook niet wordt gechloreerd, zoals IJsland en Noorwegen, maken zich zorgen over deze opwarming en meten met geavanceerde biomonitoringsystemen of hun netwerken nog veilig zijn. Naast toegepast wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd bij bijvoorbeeld KWR in Nieuwegein, verschijnen op de wereldwijde markt inmiddels verschillende biomonitoringssystemen. 

Deze meten online en/of real-time bacteriën (specifiek of non-specifiek) in waterleidingen en -zuiveringen. Het nationale waterbedrijf van IJsland gaat experimenteren met de technologie van Orb uit de Verenigde Staten. Deze is gebaseerd op bioassays en deep-UV autofluorescence. Deze nog erg jonge techniek is ook al getest door Anglian Water in het Verenigd Koninkrijk. Nederlandse waterprofessionals kunnen profiteren van deze ervaring. Zeker omdat de internationale gemeenschap van waterbeheerbedrijven doorgaans erg open is als het gaat om kennisdeling. 

Aanpakken bij de bron, of zelf de handschoen oppakken?
Zoals wel bekend zijn veel problemen waar de Nederlandse watersector de komende jaren voor zal komen te staan het gevolg van klimaatverandering. Maar ook zijn er natuurlijk nog andere uitdagingen. Chemicaliën zoals PFAS, komen als gevolg van de productie van onder meer teflon terecht in het milieu. Deze hopen zich al decennia op in ons watersysteem. In een land als de VS, maar ook het Verenigd Koninkrijk, is daar veel openheid over en doet de hele watersector (zowel de drinkwater- als de afvalwaterkant) inspanningen om het probleem tegen te gaan. 

Een typerende houding is: eerst kijken wat het probleem is, onderzoek doen en de uitkomsten daarvan evalueren voordat er überhaupt tests of pilots worden gedraaid

Een voorbeeld is het ACLF-proces van Cerafiltec uit Duitsland, dat zeer robuuste en betaalbare keramische membranen voorziet van een ‘active cake layer’ die zowel lange als korte PFAS-ketens effectief lijkt te verwijderen. Deze technologie wordt als eerste toegepast in de Verenigde Staten, onder meer in de staat Georgia. In Nederland zijn waterbedrijven iets afwachtender. Een typerende houding is: eerst kijken wat het probleem is, onderzoek doen en de uitkomsten daarvan evalueren voordat er überhaupt tests of pilots worden gedraaid. Ook wordt er – soms heel begrijpelijk – gesteld dat een probleem allereerst bij de bron aangepakt moet worden. 

Dit is uiteraard begrijpelijk en niemand zal beweren dat de watersector verantwoordelijk is voor het PFAS-probleem. Dat men er niet in wil investeren (al is het maar in de vorm van pilots en tests) omdat het de suggestie wekt dat het probleem bij hen vandaan komt is iets anders. Het is alsof je huis in brand staat, maar je gaat niet blussen omdat je eerst de dader wil pakken. Hoe schadelijk de lage concentraties PFAS nu werkelijk zijn is lastig aan te tonen. 

Maar een gegeven is dat deze waarschijnlijk toenemen en de investeringen die de sector nu doet, zijn vaak voor de lange termijn. Daarbij speelt ook dat het RIVM serieus overweegt  de huidige norm voor maximaal toegestane PFAS-concentraties in het drinkwater substantieel te verlagen (‘Analyse bijdrage drinkwater en voedsel aan blootstelling EFSA-4 PFAS in Nederland en advies drinkwaterrichtwaarde’ – publicatiedatum 4 juni 2021). Als dat gebeurt, voldoet drinkwater op meerdere plekken in Nederland hier niet aan.

Innovatie vindt niet alleen in Nederland plaats
Ook wij zien dat Nederland onmiskenbaar een waterland is én blijft. Als het gaat om de aanwezige kennis en professionaliteit doet de watersector het hier zeker niet slecht. Maar laten we ook waken voor zelfgenoegzaamheid en conservatisme. Iets wat begint met het onderkennen dat innovatie in veel gevallen óók buiten onze landsgrenzen plaatsvindt. En dat wij ons voordeel kunnen doen door te luisteren naar de ervaringen die men hier opdoet en de innovatieve technologieën die daar worden ontwikkeld. Dan mogen we onszelf weer echt koploper in water noemen.

Erik Driessen is managing director Northern Europe, Isle Utilities

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

h2ologoprimair    PODIUM

Podium is een platform voor opinies, blogs en door waterprofessionals geschreven artikelen (Uitgelicht). H2O draagt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze bijdragen, maar bepaalt wel of een bijdrage in aanmerking komt voor plaatsing. De artikelen mogen geen commerciële grondslag hebben.

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

Afbreekbaarheid moet in de toekomst als eerste beoordelingsparameter voor toelating van stoffen worden ingevoerd. Er ontstaan anders onomkeerbare problemen in de toekomst.
In aanvulling hierop: Wij hebben voor terrein- en rivierbeheerders (VNBE) nog meer maatregelen in kaart gebracht om deze problemen te mitigeren (zie ook bijlage):
 
@Hans MiddendorpHoi Hans, beetje makkelijke reactie van het waterschap ('eerst moeten de waterbedrijven wat doen, tot die tijd kunnen wij niks doen'). De Waprog plaatste in 1986, in één jaar tijd, meer dan 100.000 watermeters bij gezinnen thuis. Dat kostte toen maar 150 gulden (!) per watermeter. Als de waterpartners echt zouden willen samenwerken, kan dit zo zijn opgelost. Dus ja, bureaucratie zegeviert. Niet iets om trots op te zijn.
@Gert Timmerman Eens. We moeten met al ons water zuinig omgaan (en het niet verontreinigen) zeker met zoet grondwater en met drinkwater.