Het plan wisselpolders, dat in de actuele situatie door gezaghebbende natuurinstanties wordt nagestreeft en met regelmaat op de agenda staat van de Zeeuwse politiek, vormt een hindernis op weg naar klimaatbestendigheid, stelt Wil Borm in een opiniebijdrage. ‘Keuzes dienen toekomstgericht te zijn.’
door Wil Borm
Wil Borm
In 2021 verscheen het NIOZ-rapport met de positieve titel ‘Dubbele dijken als robuuste waterkerende landschappen voor een welvarende Zuidwestelijke Delta’. Het enige water in de Zuidwestelijke Delta waarlangs opslibbing met wisselpolders zou kunnen, vanwege voldoende getij en slib, is de Westerschelde. Voor de relatief hoog gelegen Zeeuws-Vlaamse polders heeft dit weinig nut. Bij klimaatverandering zijn de opgaven vaak te groot en gaan veranderingen te snel voor uitsluitend natuurlijke oplossingen. Techniek en natuur kunnen elkaar daarbij versterken.
De mens veroorzaakte forse bodemdaling en de zee brak door de kwetsbare zandige kustboog met zeegaten en wadden. Opkomende wadplaten werden later omdijkt en Zeeland ontstond. Aan de eeuwenlange strijd tegen de zee maakten de Deltawerken met kustherstel voorlopig een einde. De gaten zijn nu gesloten of afsluitbaar. Alleen de Westerschelde heeft geen waterkering.
Bedenkingen bij wisselpolders
Wanneer bij een wisselpolder de achterliggende dijk de zeewerende functie over een grotere lengte en voor lange tijd moet overnemen, verhoogt het overstromingsrisico en neemt de verzilting toe. Er zijn twijfels over de periode van opslibbing in relatie tot de snelheid van zeespiegelstijging en het lang onttrekken van gronden aan de landbouw en het verlies aan zoet land ligt gevoelig.
Het is bovendien zorgwekkend dat het sediment van de meest vervuilde rivier die naar de Noordzee stroomt, steeds wordt omgewoeld door baggeren van een diepe vaargeul. Telkens wordt er gerommeld in de sterk met PFAS vervuilde bodem van de Westerschelde. Daarmee neemt bij elk project met opslibbing ook het oppervlak aan verontreinigde gronden toe. Hoelang zal het duren voordat opslibbing verantwoord is in te zetten voor natuur en landbouw?
Voor een waterkerende werking is het voorlopig eenvoudiger om het slib dat neerslaat op ongewenste locaties en toch al wordt opgebaggerd, gericht te transporteren naar op te hogen locaties vóór de dijk. De bestaande dijkinfrastructuur blijft daarbij intact met behoud van de landbouwgronden.
Nederland heeft in 2009 op het FAO-congres (Food and Agriculture Organization) de resolutie ondertekend, dat goede landbouwgrond vanwege voedselzekerheid geen onomkeerbare bestemming mag krijgen. Met selectieve onttrekking van de zoute onderlaag in sloten en vaarten blijft zelfs in de laagste polders landbouw mogelijk. Bij weinig neerslag is een ruime watervoorraad van belang. Een welvarende Zuidwestelijke Delta is nu eenmaal afhankelijk van zoet water.
Een klimaatbestendige toekomst
De open Westerschelde vergt vele kilometers zeedijk in onderhoud en veroorzaakt voortgaande verzilting. De landinwaartse invloed van de zee neemt toe door ontpolderen en het baggeren van de vaargeul voor diepliggende zeeschepen. Wat zijn daarbij de risico’s voor de stad Antwerpen, het Scheldebekken en de kerncentrale bij Doel? En wat vervolgens te denken van plannen om onder deze omstandigheden boven Biervliet of in Vlissingen-Oost een of twee kerncentrales te bouwen?
Al decennialang legt men de nadruk op het zout houden van de ontstane binnenwateren. Er is te weinig aandacht voor de lange termijn, voor zoetwatertekorten en het gebrek aan noodberging.
Wanneer bij zeespiegelstijging de Noordzee nog meer toegang tot het land krijgt via de zeegaten, dan stijgen de wateren met de zeespiegel mee en zullen havens, buitendijkse bebouwing, industrie en uiterwaarden eraan moeten geloven. De meeste bruggen en gemalen moeten dan vervangen worden. Aan het einde van de eeuw kunnen we zo’n meter zeespiegelstijging verwachten, die daarna in snelheid zal toenemen. Het binnenlaten van de zee leidt tot almaar voortgaande ophoging en versterking van rivierdijken en kunstwerken tot het punt waarop de voortdurende aanpassing technisch of financieel eindigt.
Kustbescherming en klimaatbestendigheid worden belangrijker. Ook al stuit verandering op maatschappelijke weerstand, het toekomstperspectief en de definitieve oplossing voor de Westerschelde blijft, zoals bij de overige zeegaten, een dam in de monding. Een dam, met schut- en spuisluizen en afwikkeling van de zeeschepen aan de zeezijde, geven economische voordelen, maakt baggeren grotendeels overbodig en draagt bij aan het behoud en de concurrentiepositie van de haven van Antwerpen. Zoute binnenwateren zijn niet klimaatbestendig en belemmeren zeewaartse bescherming, uitbreiding van noodberging en voortgaande natuurontwikkeling.
Natuurontwikkeling
Het is opmerkelijk dat de Westerschelde als waardevol estuarium te boek staat, aangezien het water tot voorbij Antwerpen duidelijk de kenmerken heeft van een zeegat. Aan de ene kant worden er polders afgegraven voor natuur en aan de andere kant wil men dijken doorsteken om polders te laten opslibben. Daarbij neemt het oppervlak aan zout binnenwater nog verder toe.
Dat zoetwatervoorziening en waterveiligheid op de eerste plaats komen, neemt niet weg dat natuur zeer belangrijk is. De meerwaarde voor de natuur bij een Westerscheldedam ligt in de toename van zeldzaam en kostbaar zoet oppervlaktewater en estuariene ontwikkelingen aan de kust.
Met het herstel van de oorspronkelijke kustlijn werken we samen met de natuur aan een veerkrachtige en evenwichtige kust met toename van biodiversiteit. Door de binnenwateren te benutten als noodberging en zoetwatervoorraad leven we beter en veiliger met te veel en te weinig rivierwateraanvoer. Laten we ons niet meevoeren met de waan van de dag. Alles wat we doen dient gericht te zijn op de langere termijn. Passen wisselpolders nog wel in dit perspectief?
Wil Borm is verbonden aan de Adviesgroep Borm & Huijgens