Luuk-Jan Boon wordt de nieuwe directeur van de Waddenvereniging. Hij begint 1 januari.
Luuk-Jan BoonBoon is opgeleid als bioloog aan de Universiteit Leiden en de Vrije Universiteit Amsterdam.
Hij heeft een grote voorliefde voor het Waddengebied, blijkt uit zijn reactie op zijn aanstelling: “‘De Wadden hebben zoals voor velen in Nederland een speciale plaats in mijn hart. Als bioloog begrijp ik hoe belangrijk het is dat we dit unieke ecosysteem in stand houden en dat we ons gepassioneerd sterk moeten maken om de toekomst van de Wadden veilig te stellen.”
Boon is nu directeur van de Oogvereniging en was eerder werkzaam bij ontwikkelingsorganisatie SNV, Plan Nederland, kennisorganisatie i + Solutions en het ministerie van Buitenlandse Zaken. In zijn eerdere functies was hij onder meer verantwoordelijk voor 'duurzame multisectorale gebiedsontwikkeling' in Tanzania (rond de Serengeti), in Zimbabwe en Vietnam. Hij wil die ervaring toepassen door mee te werken aan het realiseren van duurzame ruimte voor de Wadden, schrijft de Waddenvereniging.
We willen een techniek ontwikkelen om de bodem omhoog te laten groeien met 1m p/jaar. We hadden al zitten denken aan dit systeem, maar ik zou graag eens willen praten over jullie ervaring of samenwerking .
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.