Jaap Slootmaker wordt directeur-generaal Water en Bodem bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De ministerraad heeft ingestemd met zijn voordracht. De benoeming gaat in op 1 juli 2020.
Jaap SlootmakerMomenteel is Peter Heij directeur-generaal Water en Bodem op het ministerie. Het directoraat-generaal ontwikkelt beleid op het gebied van: waterbeleid en waterveiligheid, klimaatadaptatie, waterprojecten in specifieke gebieden en water en bodem.
Slootmaker is sinds 2018 plaatsvervangend directeur-generaal Rijkswaterstaat bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Daarvoor was hij Chief Financial Officer (CFO) bij Rijkswaterstaat. Eerder bekleedde hij diverse managementfuncties bij Rijkswaterstaat en het ministerie van Economische Zaken.
Slootmaker studeerde Bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Leiden en volgde de post-doctoraal studie Operational Auditing aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarna volgde hij de postdoctoraal studie Operational Auditing.
We willen een techniek ontwikkelen om de bodem omhoog te laten groeien met 1m p/jaar. We hadden al zitten denken aan dit systeem, maar ik zou graag eens willen praten over jullie ervaring of samenwerking .
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.