De Eerste Kamer begint volgende week aan de behandeling van de gewijzigde Wet financiering politieke partijen (Wfpp). Belangrijk aspect betref de financiering van decentrale partijen. De Tweede Kamer wil dat de lokale partijen worden gesubsidieerd, maar of dat ook gaat gelden voor waterschapspartijen is niet duidelijk, stelt de Unie van Waterschappen. Ze roept de Senaat op de waterschapspartijen bij een subsidieregeling voor lokale politieke partijen te betrekken en hen in aanmerking te laten komen voor een bijdrage uit het daarvoor beschikbare budget.
Begin april nam de Tweede Kamer de gewijzigde Wet financiering politieke partijen (Wfpp) aan. In de aangepaste wet zijn veel voorstellen overgenomen uit het advies dat de commissie Veling in 2018 uitbracht. In de eerste plaats betrof dat het advies om vanaf 1 januari 2024 de lokale partijen te subsidiëren, in het kader van de nog op te stellen Wet politieke partijen (Wpp).
De commissie Veling meende dat het niet langer te verdedigen was dat lokale partijen maar ook de provinciale en waterschapspartijen niet in aanmerking komen voor subsidie. De commissie stond niet alleen in dat standpunt. De Raad voor het Openbaar Bestuur, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, organisaties van burgemeesters, raadsleden en wethouders en ook de Unie van waterschappen riepen het kabinet op om tot subsidiëring over te gaan.
De commissie Veling adviseert om subsidiëring voor partijen die meedoen aan de gemeenteraadsverkiezingen te laten lopen via het Gemeentefonds. Partijen die meedoen aan de Provinciale Statenverkiezingen kunnen het Provinciefonds aanspreken. Voor waterschapspartijen is zo’n constructie niet mogelijk omdat er geen Waterschapsfonds is. De waterschappen zouden de subsidiëring zelf moeten invullen.
De waterschappen maken hier bezwaar tegen, omdat er geen sprake is van een gelijk speelveld. “Het zou het vreemd zijn als gemeentelijke en provinciale lokale partijen wel subsidie krijgen en waterschapspartijen niet omdat zij geen Waterschapsfonds hebben”, schrijft de Unie.
Tijdens de wetsbehandeling in de Tweede Kamer schaarde een ruime meerderheid zich achter de motie van Inge van Dijk (CDA), die erop aanstuurt lokale politieke partijen meer duidelijkheid te geven en dat subsidie voor hen per 1 januari 2024 geregeld moet worden. Het is niet duidelijk of de waterschapspartijen hier ook onder vallen, schrijft de Unie.
De koepelorganisatie wil dat de waterschapspartijen bij een subsidieregeling voor lokale politieke partijen worden betrokken en worden gefinancierd uit het budget voor decentale partijen. Die boodschap geven de waterschappen mee aan de Eerste Kamercommissie Binnenlandse Zaken/Algemene Zaken die op 17 mei over de aangepaste Wet financiering politieke partijen debatteert.
Interessant artikel van Stephan Kuks over de toekomst van de waterschappen. Zelf vraag ik mij af of de waterschappen wel in staat zijn om antwoord te geven op de grote maatschappelijke vragen, die ook hij noemt. Hij zegt: "Nu wordt het tijd dat waterschappen duidelijk maken dat er vanuit water en bodem grenzen zijn, en dat de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van Nederland hierop moeten worden aangepast.” Dat lijkt op het oog een logische uitspraak, maar de grote vraag is of het huidige waterschap deze vraag wel inhoud kan geven. En niet vanwege dat het waterschap niet deskundig zou zijn, maar meer vanwege de samenstelling van het bestuur en dat het mandaat op de genoemde onderwerpen zeer beperkt is.
En natuurlijk, prachtig als Kuks vindt dat de waterschappen duidelijk stelling moeten nemen in het maatschappelijk debat over de toekomst van ons land, maar welke stelling dan? Het belang van de boeren? Het belang van de natuur? Het belang van woningbouw? Deze discussie hoort in eerste instantie thuis op het allerhoogste politieke niveau. Daar heeft men het de afgelopen decennia lelijk laten liggen, maar dat betekent niet dat nu het waterschap aan bod is. En natuurlijk voor het waterbeheer zijn de waterschappen de ogen en de oren van de samenleving. De waterschappen zijn bij uitstek degenen die van onderop knelpunten en ideeën kunnen aandragen om het beleid op provinciaal en nationaal niveau effectief vorm te geven. Maar ik moet er niet aan denken dat de waterschappen dat in die breedheid zelf zouden moeten gaan oppakken.
En om dan ook maar tegelijk tegen een heilig huis aan te schoppen, we zouden ons zelfs kunnen afvragen of waterschappen en het functioneren ervan nog wel van deze tijd is. Zeker als het gaat om ruimtelijke ordening en klimaat heeften provinciaal bestuur veel meer mandaat en dus veel meer slagkracht. Wat mij betreft zou het waterbeheer zo overgeheveld kunnen worden naar de provincie en zouden waterschappen omgevormd kunnen worden tot uitvoeringsorganisaties die het dagelijks waterbeheer doen. De RWZI’s zouden nutsbedrijf kunnen worden. Zeker zij zouden daarmee grote stappen kunnen maken in de efficiency van de waterzuivering.
Wat bedoel ik daarmee? In de afgelopen 10 tot 20 jaar zijn de RWZI ’s zich steeds meer gaan toeleggen op terugwinning van grondstoffen(fosfaat, cellulose, biogas, etc). Maar een grote doorbaak met substantieel resultaat heb ik tot nu toe niet echt gezien, misschien met uitzondering van een aantal initiatieven, zoals Waterstromen. Het succes van een goede afzet van reststromen wordt bepaald door kwantiteit en kwaliteit.
Eind vorige eeuw werd in de autobranche de organisatie Autorecycling Nederland opgericht. Ik was daarbij betrokken. Doel was om een hoger hergebruik te realiseren bij demontage van auto’s. Voor het ophalen een paar rubber strips per bedrijf was namelijk nooit veel belangstelling vanwege de geringe baten. Maar als je als verwerkingsbedrijf bij alle autodemontagebedrijven rubber kan ophalen, wordt het ineens interessant. Ook voor het autodemontage bedrijf, sommig restafval kreeg ineens een positieve geldwaarde.
Dat kan ook zomaar voor de RWZI’s gelden. Als ze met z’n allen gaan samenwerken en op landelijk niveau collectief contracten gaan afsluiten met afnemers dan kan dat voor beide partijen interessant worden. Bijvoorbeeld voor struviet. Zeker nu de totale gevolgen van kunstmest steeds meer onder het vergrootglas komen, zou struviet een geweldige vervanger kunnen zijn.
En een centrale organisatie, zoals ARN bij de autosector heeft nog meer voordelen. Je kunt een veel directere samenwerking met partijen als Wetsus en KWR tot stand brengen, waarbij uit een deel van de opbrengsten van de restproducten onderzoek gefinancierd kan worden om nog effectiever en efficiënter te worden met de terugwinning. Je zou dan ook kunnen kijken in hoeverre je samenwerkingen zou kunnen aangaan met bedrijven, die nu hun afvalwater moeten voorzuiveren. Bij Waterstromen werd zo’n samenwerking al tot stand gebracht met een voedselproducent en een leerlooier.
En als het echt succesvol zou worden, zou het zelfs kunnen leiden tot lagere belastingen(verontreinigingsheffing). Wat mij betreft is er wel één belangrijke voorwaarde aan verbonden, namelijk dat het zuiveren van communaal afvalwater altijd een publieke aangelegenheid blijft.
Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens - integraal waterbeheer
Redactie: dank, is gecorrigeerd.