Door de nieuwe mestmaatregelen die de afgelopen twee jaar zijn ingevoerd, zal de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Nederland aanzienlijk verbeteren. Dat blijkt uit een analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). In delen van Brabant en Limburg zijn nog wel aanvullende maatregelen nodig.
Het planbureau spreekt in zijn analyse van ‘een trendbreuk’, omdat de verbetering die nodig is voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) het afgelopen decennium stagneerde. Dat bleek onlangs ook uit de nitraatrapportage van het RIVM, die vooral terugblikt op de afgelopen jaren.
Volgens het PBL zal de uit- en afspoeling van stikstof naar het water de komende jaren naar verwachting aanzienlijk gaan dalen. Hetzelfde geldt voor de uitstoot van ammoniak (stikstof) en broeikasgassen naar de lucht.
In 2022 besloot de Europese Commissie om in 2026 een einde te maken aan de derogatieregeling voor Nederland. Dankzij deze uitzondering op de Nitraatrichtlijn, die de huidige landbouwminister overigens in Brussel opnieuw bepleit, mochten Nederlandse boeren jarenlang meer mest uitrijden.
Motie
De Commissie eiste tegelijk dat Nederland maatregelen nam om het gebruik van meststoffen te beperken en de toegestane mestproductie te verlagen. Dat is de afgelopen twee jaar ook gebeurd, met als sluitstuk de wijziging van de Meststoffenwet in november 2024.
Bij de behandeling hiervan nam de Tweede Kamer een motie aan waarin het PBL werd verzocht het effect van de maatregelen te analyseren op waterkwaliteit en stikstof- en broeikasgasemissies. Dat heeft het planbureau gedaan door recente studies met elkaar te vergelijken.
De conclusie is dat de wijziging van de Meststoffenwet, die gaat over het ‘afromen’ van productierechten, slechts een beperkt effect heeft. Hierbij wordt een deel van de rechten uit de markt gehaald, waardoor de totale mestproductie daalt.
Gewaskeuze
Ook dreigt nog een overschrijding van de maximale toegestane Nederlandse productie van fosfaat, een van de bestanddelen van mest. Als dit plafond wordt overschreden kan dat de goedkeuring voor nieuwe steunmaatregelen, zoals een beëindigingsregeling voor veehouders, onder druk zetten.
Alle maatregelen samen beloven wel 'een aanzienlijk positief effect' op de waterkwaliteit en de uitstoot van ammoniak (stikstof) en broeikasgassen uit de landbouw, omdat boeren minder mest mogen uitrijden. “Naar verwachting daalt het nitraatgehalte in het grondwater, zodat in veel gebieden gemiddeld aan het doel kan worden voldaan”, aldus het PBL.
Dit geldt niet voor delen van Brabant en Limburg, waar volgens het planbureau daarom aanvullend beleid nodig zal zijn. "Dat kan deels door (in specifieke gebieden) het mestgebruik verder te verlagen of in te grijpen in de gewaskeuze. Dat zal het mestbeleid wel complexer maken en in sommige gebieden zeer strikt."
We willen een techniek ontwikkelen om de bodem omhoog te laten groeien met 1m p/jaar. We hadden al zitten denken aan dit systeem, maar ik zou graag eens willen praten over jullie ervaring of samenwerking .
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.