secundair logo knw 1

Het KNMI heeft de laatste jaren zes keer een zeer extreme neerslaghoeveelheid gemeten. Dat is veel meer dan daarvoor, constateert onderzoeker Geert Lenderink.

Het staat velen nog helder voor de geest: op 22 en 23 juni 2016 zorgden heftige regen- en hagelbuien voor grote schade. Dat lijkt geen incident; na 2000 waren er in de zomer al zes extreme buien met een neerslaghoeveelheid van boven de 50 millimeter per uur, met zelfs een uitschieter naar 80 millimeter in 2011. “De zes hoogste waarden ooit zijn allemaal deze eeuw gemeten”, zegt Geert Lenderink, klimaatonderzoeker bij het KNMI. “Vóór 2000 is slechts twee keer een neerslag van rond de 50 millimeter per uur geconstateerd. De weerstations van het KNMI meten tegenwoordig meer. Maar ook als je daarmee rekening houdt, is de toename van het aantal zeer zware buien statistisch relevant. Er lijkt iets systematisch aan de hand.”

De buien vonden plaats in de zomer. Zij worden volgens Lenderink veroorzaakt door een heel hoge luchtvochtigheid. “Het gaat om typisch zomerse buien. De dauwpunttemperatuur in de lucht kan dan oplopen tot 24 graden. Eigenlijk een tropische vochtigheid. Daardoor ontstaat een extreme bui. Of beter gezegd, een complex van elkaar opvolgende zeer heftige buien.” Dit verschijnsel hangt samen met de klimaatverandering, vertelt Lenderink. “Een opwarming met 1 graad zorgt voor 7 procent meer vocht en 14 procent meer neerslag.”

Lenderink wijst nog op een andere ontwikkeling: de heftige buien worden grootschaliger. “Er is op meer plaatsen extreme neerslag dan vroeger. Dat komt door de heel hoge dauwtemperatuur. Dan is de verspreiding zeer groot en kunnen buien zich makkelijk ontwikkelen tot buiencomplexen die veel regen geven in een groot deel van Nederland.”

Zullen extreme buien in de toekomst vaker voorkomen? Lenderink denkt van wel. “Op grond van gevonden fysische relaties zal dat zeker zo zijn, naar verwachting in ieder geval tot 2030. Op langere termijn is het wat moeilijker in te schatten, omdat er ook een aantal remmende factoren kan zijn. Dat willen we onderzoeken.”

In Nederland lijken er volgens Lenderink de laatste jaren relatief veel extreme buien te zijn, in vergelijking met andere Europese landen. “In ons land is sprake van een combinatie van vochtige situaties in de zomer en grootschalige fronten. Dat leidt relatief vaak tot heel heftige neerslag. Het KNMI en waterbeheerders werken samen in een project om te kijken welke maatregelen mogelijk zijn. Denk bijvoorbeeld aan het gedeeltelijk weg laten lopen van water naar bergingen.”

Op basis van de KNMI-bevindingen is een artikel over de gevolgen van extreme neerslag voor waterbeheer gepubliceerd op de site van Stichting RIONED.

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

Afbreekbaarheid moet in de toekomst als eerste beoordelingsparameter voor toelating van stoffen worden ingevoerd. Er ontstaan anders onomkeerbare problemen in de toekomst.
In aanvulling hierop: Wij hebben voor terrein- en rivierbeheerders (VNBE) nog meer maatregelen in kaart gebracht om deze problemen te mitigeren (zie ook bijlage):
 
@Hans MiddendorpHoi Hans, beetje makkelijke reactie van het waterschap ('eerst moeten de waterbedrijven wat doen, tot die tijd kunnen wij niks doen'). De Waprog plaatste in 1986, in één jaar tijd, meer dan 100.000 watermeters bij gezinnen thuis. Dat kostte toen maar 150 gulden (!) per watermeter. Als de waterpartners echt zouden willen samenwerken, kan dit zo zijn opgelost. Dus ja, bureaucratie zegeviert. Niet iets om trots op te zijn.
@Gert Timmerman Eens. We moeten met al ons water zuinig omgaan (en het niet verontreinigen) zeker met zoet grondwater en met drinkwater.