Zeeuwse boeren mogen geen water meer halen uit oppervlaktewater, behalve in enkele gebieden met aanvoer van zoet water. Waterschap Scheldestromen noemt het verbod uitzonderlijk. Dit kan een behoorlijke tijd gaan duren.
In Zeeland mag normaal gesproken water worden onttrokken uit een waterloop totdat het zomerpeil bereikt is; dat is geregeld via de watervergunning. Deze situatie deed zich de afgelopen weken al voor in steeds meer sloten, kreken en vijvers. Volgens Waterschap Scheldestromen biedt de regeling nu niet meer voldoende soelaas vanwege de aanhoudende droogte en de snelle daling van het waterpeil.
Onomkeerbare schade beperken
Daarom heeft het waterschap een algeheel onttrekkingsverbod ingesteld voor alle waterlopen binnen het werkgebied. Dit ging gisteren (25 juli) in. “Het waterschap wil de beperkte hoeveelheid water benutten om het water zo lang mogelijk vast te houden en onomkeerbare schade te beperken doordat het waterpeil uiteindelijk te ver onder zomerpeil zakt”, aldus de toelichting op de eigen site. Naar verwachting zal het verbod langere tijd duren, omdat er een flinke hoeveelheid regen nodig is voor het oplossen van het watertekort.
De maatregel is genomen voor de gehele provincie Zeeland, behalve voor de gebieden aan de oostkant waar zoet water wordt aangevoerd uit het Volkerak Zoommeer of de Brabantse Wal. Het gaat om de eilanden Tholen en Sint Philipsland, de Reigerbergsche Polder bij Rilland, de Eerste Bathpolder en het gebied ten oosten van het Schelde-Rijnkanaal (zie kaart). Een andere uitzondering betreft het aanlengen van gewasbeschermingsmiddelen. Voor dit doel mogen boeren in de hele provincie maximaal 15 kubieke meter water per etmaal halen uit oppervlaktewater.
Geen verbod voor grondwater
Voor grondwater geldt er geen onttrekkingsverbod. Dat mag worden gebruikt binnen de huidige voorwaarden, laat Waterschap Scheldestromen weten. “Reden hiervoor is dat de invloed van het onttrekken van grondwater beperkt blijft tot perceelsniveau, terwijl onttrekkingen van oppervlaktewater invloed hebben op een heel peilgebied.”
Interessant artikel van Stephan Kuks over de toekomst van de waterschappen. Zelf vraag ik mij af of de waterschappen wel in staat zijn om antwoord te geven op de grote maatschappelijke vragen, die ook hij noemt. Hij zegt: "Nu wordt het tijd dat waterschappen duidelijk maken dat er vanuit water en bodem grenzen zijn, en dat de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van Nederland hierop moeten worden aangepast.” Dat lijkt op het oog een logische uitspraak, maar de grote vraag is of het huidige waterschap deze vraag wel inhoud kan geven. En niet vanwege dat het waterschap niet deskundig zou zijn, maar meer vanwege de samenstelling van het bestuur en dat het mandaat op de genoemde onderwerpen zeer beperkt is.
En natuurlijk, prachtig als Kuks vindt dat de waterschappen duidelijk stelling moeten nemen in het maatschappelijk debat over de toekomst van ons land, maar welke stelling dan? Het belang van de boeren? Het belang van de natuur? Het belang van woningbouw? Deze discussie hoort in eerste instantie thuis op het allerhoogste politieke niveau. Daar heeft men het de afgelopen decennia lelijk laten liggen, maar dat betekent niet dat nu het waterschap aan bod is. En natuurlijk voor het waterbeheer zijn de waterschappen de ogen en de oren van de samenleving. De waterschappen zijn bij uitstek degenen die van onderop knelpunten en ideeën kunnen aandragen om het beleid op provinciaal en nationaal niveau effectief vorm te geven. Maar ik moet er niet aan denken dat de waterschappen dat in die breedheid zelf zouden moeten gaan oppakken.
En om dan ook maar tegelijk tegen een heilig huis aan te schoppen, we zouden ons zelfs kunnen afvragen of waterschappen en het functioneren ervan nog wel van deze tijd is. Zeker als het gaat om ruimtelijke ordening en klimaat heeften provinciaal bestuur veel meer mandaat en dus veel meer slagkracht. Wat mij betreft zou het waterbeheer zo overgeheveld kunnen worden naar de provincie en zouden waterschappen omgevormd kunnen worden tot uitvoeringsorganisaties die het dagelijks waterbeheer doen. De RWZI’s zouden nutsbedrijf kunnen worden. Zeker zij zouden daarmee grote stappen kunnen maken in de efficiency van de waterzuivering.
Wat bedoel ik daarmee? In de afgelopen 10 tot 20 jaar zijn de RWZI ’s zich steeds meer gaan toeleggen op terugwinning van grondstoffen(fosfaat, cellulose, biogas, etc). Maar een grote doorbaak met substantieel resultaat heb ik tot nu toe niet echt gezien, misschien met uitzondering van een aantal initiatieven, zoals Waterstromen. Het succes van een goede afzet van reststromen wordt bepaald door kwantiteit en kwaliteit.
Eind vorige eeuw werd in de autobranche de organisatie Autorecycling Nederland opgericht. Ik was daarbij betrokken. Doel was om een hoger hergebruik te realiseren bij demontage van auto’s. Voor het ophalen een paar rubber strips per bedrijf was namelijk nooit veel belangstelling vanwege de geringe baten. Maar als je als verwerkingsbedrijf bij alle autodemontagebedrijven rubber kan ophalen, wordt het ineens interessant. Ook voor het autodemontage bedrijf, sommig restafval kreeg ineens een positieve geldwaarde.
Dat kan ook zomaar voor de RWZI’s gelden. Als ze met z’n allen gaan samenwerken en op landelijk niveau collectief contracten gaan afsluiten met afnemers dan kan dat voor beide partijen interessant worden. Bijvoorbeeld voor struviet. Zeker nu de totale gevolgen van kunstmest steeds meer onder het vergrootglas komen, zou struviet een geweldige vervanger kunnen zijn.
En een centrale organisatie, zoals ARN bij de autosector heeft nog meer voordelen. Je kunt een veel directere samenwerking met partijen als Wetsus en KWR tot stand brengen, waarbij uit een deel van de opbrengsten van de restproducten onderzoek gefinancierd kan worden om nog effectiever en efficiënter te worden met de terugwinning. Je zou dan ook kunnen kijken in hoeverre je samenwerkingen zou kunnen aangaan met bedrijven, die nu hun afvalwater moeten voorzuiveren. Bij Waterstromen werd zo’n samenwerking al tot stand gebracht met een voedselproducent en een leerlooier.
En als het echt succesvol zou worden, zou het zelfs kunnen leiden tot lagere belastingen(verontreinigingsheffing). Wat mij betreft is er wel één belangrijke voorwaarde aan verbonden, namelijk dat het zuiveren van communaal afvalwater altijd een publieke aangelegenheid blijft.
Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens - integraal waterbeheer
Redactie: dank, is gecorrigeerd.