In de buurt van Lochem heeft Waterschap Rijn en IJssel deze week de honderdste 'droogtestuw' in een watergang geplaatst. Dat is een voorlopig hoogtepunt in de actie die het schap samen met LTO Noord voert tegen de droogte in het gebied en die begon met het aanbieden van duikerafsluiters.
Ruim 150 agrariërs meldden zich de afgelopen drie jaar voor zo’n opblaasbare bal, waarmee duikers in kavelsloten afgesloten kunnen worden, vertelt woordvoerder Mark Ketelaar van Rijn en IJssel. Zodoende wordt het regenwater lokaal vastgehouden.
"Maar het is wel alles of niets", aldus Ketelaar. "In de gesprekken die we met boeren voerden, merkten we dat er ook behoefte was aan regelbare stuwen."
De actie met de duikerafsluiters loopt nog steeds, maar de stuwen zijn er daarom bijgekomen. Voor boeren zijn hier geen kosten aan verbonden: het waterschap plaatst ze en zorgt voor het onderhoud.
Gesprekken
De honderdste stuw, die overigens niet bij een boer maar in een eigen watergang werd geplaatst, beschouwt Rijn en IJssel als ‘een mooi wapenfeit’ in de strijd tegen de droogte in het gebied. "Droogtestuwen houden het water op watersysteemniveau op een grotere schaal vast. En dat is wat we willen: water zolang mogelijk vasthouden, in plaats van wat we decennialang hebben gedaan: water zo snel mogelijk afvoeren."
Niet het getal, maar de gesprekken met de boeren zijn voor het waterschap uiteindelijk het belangrijkst, benadrukt de woordvoerder. Op uitnodiging van de agrariër gaat een medewerker van het waterschap langs om samen een rondje over het erf te maken en te beoordelen waar het water het best kan worden vastgehouden. Daar zijn dus steeds meer boeren voor te porren.
De eerste resultaten van de stuwen op perceelniveau zijn volgens het waterschap al zichtbaar: het grondwaterpeil stijgt. "Na drie heel droge jaren is het fijn dat je zelf ook wat kunt doen", aldus Ketelaar.
Waterdashboard
De deelnemende boeren kunnen de genomen maatregelen invoeren in het waterdashboard ‘Elke druppel de grond in’. Hier zijn ook de actuele grondwaterstanden te vinden.
MEER INFORMATIE
Nieuwsbericht Rijn en IJssel
Dashboard ‘Elke druppel de grond in’
Interessant artikel van Stephan Kuks over de toekomst van de waterschappen. Zelf vraag ik mij af of de waterschappen wel in staat zijn om antwoord te geven op de grote maatschappelijke vragen, die ook hij noemt. Hij zegt: "Nu wordt het tijd dat waterschappen duidelijk maken dat er vanuit water en bodem grenzen zijn, en dat de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van Nederland hierop moeten worden aangepast.” Dat lijkt op het oog een logische uitspraak, maar de grote vraag is of het huidige waterschap deze vraag wel inhoud kan geven. En niet vanwege dat het waterschap niet deskundig zou zijn, maar meer vanwege de samenstelling van het bestuur en dat het mandaat op de genoemde onderwerpen zeer beperkt is.
En natuurlijk, prachtig als Kuks vindt dat de waterschappen duidelijk stelling moeten nemen in het maatschappelijk debat over de toekomst van ons land, maar welke stelling dan? Het belang van de boeren? Het belang van de natuur? Het belang van woningbouw? Deze discussie hoort in eerste instantie thuis op het allerhoogste politieke niveau. Daar heeft men het de afgelopen decennia lelijk laten liggen, maar dat betekent niet dat nu het waterschap aan bod is. En natuurlijk voor het waterbeheer zijn de waterschappen de ogen en de oren van de samenleving. De waterschappen zijn bij uitstek degenen die van onderop knelpunten en ideeën kunnen aandragen om het beleid op provinciaal en nationaal niveau effectief vorm te geven. Maar ik moet er niet aan denken dat de waterschappen dat in die breedheid zelf zouden moeten gaan oppakken.
En om dan ook maar tegelijk tegen een heilig huis aan te schoppen, we zouden ons zelfs kunnen afvragen of waterschappen en het functioneren ervan nog wel van deze tijd is. Zeker als het gaat om ruimtelijke ordening en klimaat heeften provinciaal bestuur veel meer mandaat en dus veel meer slagkracht. Wat mij betreft zou het waterbeheer zo overgeheveld kunnen worden naar de provincie en zouden waterschappen omgevormd kunnen worden tot uitvoeringsorganisaties die het dagelijks waterbeheer doen. De RWZI’s zouden nutsbedrijf kunnen worden. Zeker zij zouden daarmee grote stappen kunnen maken in de efficiency van de waterzuivering.
Wat bedoel ik daarmee? In de afgelopen 10 tot 20 jaar zijn de RWZI ’s zich steeds meer gaan toeleggen op terugwinning van grondstoffen(fosfaat, cellulose, biogas, etc). Maar een grote doorbaak met substantieel resultaat heb ik tot nu toe niet echt gezien, misschien met uitzondering van een aantal initiatieven, zoals Waterstromen. Het succes van een goede afzet van reststromen wordt bepaald door kwantiteit en kwaliteit.
Eind vorige eeuw werd in de autobranche de organisatie Autorecycling Nederland opgericht. Ik was daarbij betrokken. Doel was om een hoger hergebruik te realiseren bij demontage van auto’s. Voor het ophalen een paar rubber strips per bedrijf was namelijk nooit veel belangstelling vanwege de geringe baten. Maar als je als verwerkingsbedrijf bij alle autodemontagebedrijven rubber kan ophalen, wordt het ineens interessant. Ook voor het autodemontage bedrijf, sommig restafval kreeg ineens een positieve geldwaarde.
Dat kan ook zomaar voor de RWZI’s gelden. Als ze met z’n allen gaan samenwerken en op landelijk niveau collectief contracten gaan afsluiten met afnemers dan kan dat voor beide partijen interessant worden. Bijvoorbeeld voor struviet. Zeker nu de totale gevolgen van kunstmest steeds meer onder het vergrootglas komen, zou struviet een geweldige vervanger kunnen zijn.
En een centrale organisatie, zoals ARN bij de autosector heeft nog meer voordelen. Je kunt een veel directere samenwerking met partijen als Wetsus en KWR tot stand brengen, waarbij uit een deel van de opbrengsten van de restproducten onderzoek gefinancierd kan worden om nog effectiever en efficiënter te worden met de terugwinning. Je zou dan ook kunnen kijken in hoeverre je samenwerkingen zou kunnen aangaan met bedrijven, die nu hun afvalwater moeten voorzuiveren. Bij Waterstromen werd zo’n samenwerking al tot stand gebracht met een voedselproducent en een leerlooier.
En als het echt succesvol zou worden, zou het zelfs kunnen leiden tot lagere belastingen(verontreinigingsheffing). Wat mij betreft is er wel één belangrijke voorwaarde aan verbonden, namelijk dat het zuiveren van communaal afvalwater altijd een publieke aangelegenheid blijft.
Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens - integraal waterbeheer
Redactie: dank, is gecorrigeerd.