Bij een proeftuin in de Overijsselse plaats Stegeren strooiden Nettie Arnink (dagelijks bestuur Vechtstromen) en vijf agrariërs regenwormen uit I foto: www.programmalumbricus.nl

Het kennisprogramma Lumbricus dat zich richtte op de problematiek op de hogere zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland, is na vier jaar afgerond. De resultaten leveren nuttige ingrediënten op voor de huidige discussie over watertransitie. De draad wordt verder opgepakt in het project KLIMAP.

In het programma Lumbricus is sinds eind 2016 op grote schaal onderzoek gedaan naar maatregelen voor een klimaatrobuust bodem- en watersysteem op de hogere zandgronden. Er zijn proefprojecten gehouden en modellen toegepast op een aantal locaties in Limburg, Noord-Brabant en Overijssel. Lumbricus is vandaag afgesloten met een bestuurlijk symposium.

Ruud Bartholomeus KWRRuud Bartholomeus

“De kern is dat op elk onderdeel meerdere experimenten zijn uitgevoerd en echt inhoudelijke kennis is verzameld”, zegt Ruud Bartholomeus van wateronderzoeksinstituut KWR. “Al hebben wij niet altijd de grote ambities die we vooraf hadden, kunnen verwezenlijken. Het mooie is dat de verschillende organisaties en expertises meer begrip hebben gekregen voor elkaars problematiek.”

Governance belangrijk aspect
Bartholomeus is chief science officer en principal scientist bij KWR en schreef het eindrapport van Lumbricus. Bij het overzicht van de resultaten maakt hij onderscheid tussen maatregelen als regelbare drainage en subirrigatie, rekenmodellen voor onder meer opschaling en maatregelen om bewoners en instanties mee te krijgen bij implementatie en uitvoering. Bartholomeus benadrukt het belang van het laatste. “Zonder een goede governance bereik je weinig.”

Het kennisprogramma Lumbricus is uitgevoerd door een breed samengesteld consortium. De deelnemers waren Waterschap Aa en Maas, Waterschap Vechtstromen, Waterschap Limburg, STOWA, Deltares, KnowH2O, KWR, Radboud Universiteit, Louis Bolk Instituut, Universiteit Twente, Wageningen Environmental Research en Wageningen Universiteit. Verder hebben het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de provincies Noord-Brabant en Overijssel het programma financieel ondersteund.

Bartholomeus is positief over de opbrengst van de samenwerking. “Alle partijen dachten mee. Er is een integraal beeld ontstaan van waaraan je allemaal moet denken bij het veranderen van het waterbeheer in een stroomgebied. Wat betekent het voor een beek, een boer, een waterschap? Voor de klimaatrobuuste inrichting van het watersysteem is een set van samenhangende maatregelen en handelswijzen nodig.”

Voeding voor discussie
De hogere zandgronden in het oosten en zuiden zijn afhankelijk van neerslag en dat zorgt gezien de klimaatverandering voor aanzienlijke uitdagingen. Tijdens het programma Lumbricus waren er enkele periodes van langdurige droogte in het zomerseizoen. “Zulke extreme droogte was van tevoren niet te voorzien.”

In verband hiermee wijst Bartholomeus op het gezamenlijke pleidooi van de Unie van Waterschappen en Vewin voor een watertransitie, waarin het beter vasthouden van water centraal staat. “Lumbricus heeft gezorgd voor ingrediënten. Het gaat onder meer om hoe je de bodem kunt verbeteren, hoe je met natuur kunt bouwen en hoe je drainagesystemen ook andersom kunt gebruiken. Op deze manier hebben we al voeding kunnen geven aan de huidige discussie.”

Nog even over de benaming Lumbricus. Dit is het Latijnse woord voor regenworm. Het beestje kan een waardevolle rol vervullen bij het verbeteren van de bodemstructuur en de infiltratie van water. Tijdens het programma is onderzocht of het mogelijk is om pendelende regenwormen die op grasland goed gedijen, uit te zetten op zandgronden. Geen sinecure, stelt Bartholomeus. “De omstandigheden moeten wel zodanig zijn dat de regenwormen zich thuis voelen en vermenigvuldigen. Dat blijkt niet eenvoudig.”

Onderzoek voortgezet
Het programma Lumbricus is nu gestopt, maar de activiteiten volgens Bartholomeus niet. “Het eindrapport geeft toegang tot allerlei via STOWA ontsloten deltafacts. Die bieden aanknopingspunten om locatiespecifiek aan de slag te gaan.”

De KWR-onderzoeker wijst erop dat een groot aantal van dezelfde partijen, aangevuld met een enkele provincies, waterschappen en bedrijven, sinds de zomer van 2020 samenwerken in het project Klimaatadaptatie in de Praktijk (KLIMAP) voor de hogere zandgronden. “Hierin bouwen we voort op de kennis die we bij Lumbricus hebben verzameld. Het onderzoek en de samenwerking gaan dus door.”

Beekdal
De figuur toont de dwarsdoorsnede van een beekdal. Met verschillende soorten maatregelen kan een bijdrage aan een klimaatrobuust stroomgebied worden geleverd, zoals het vergroten van de aanvulling van grondwater vanuit verschillende compartimenten, het minder onttrekken van water en het verminderen van de afvoer uit het watersysteem. Bron: Bartholomeus, R.P. (red.), 2021. Programma Lumbricus. Integrale benadering van een klimaatrobuuste inrichting en beheer van stroomgebieden. Een overzicht. (STOWA-rapportnummer 2021-05)

Update 3 maart, 17.00 uur
Minister Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat hield vandaag een toespraak bij het eindsymposium. Zij merkt het volgende op: “Van aangepast maaibeheer, het telen van gewassen met diepere wortels, tot slimme stuwen: het kennisprogramma Lumbricus laat zien dat het wel kán: water beter vasthouden, beter bergen en verdelen. Daarmee levert het een belangrijke bijdrage aan een klimaatbestendig waterbeheer.” De link naar de spreektekst is hieronder te vinden.

 

MEER INFORMATIE
Webversie eindrapport (ook als download)
Website programma Lumbricus
Bijbehorende deltafacts
Toespraak minister bij eindsymposium

H2O Actueel (25-2): pleidooi watertransitie
H2O Actueel (2020): start project KLIMAP 

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...