Voor een derde van alle zoetwatervissen wereldwijd wordt het leefgebied ernstig bedreigd als niet meer wordt gedaan om de opwarming van de aarde te voorkomen. Dat blijkt uit een studie van de Radboud Universiteit. Wanneer de opwarming kan worden beperkt tot 1,5 of 2 graden Celsius, ziet het er volgens de onderzoekers een stuk gunstiger uit.
De studie, waarvan de resultaten deze week zijn gepubliceerd in het tijdschrift Nature Communications, is de eerste waarin de mogelijke impact van klimaatverandering op ongeveer 11.500 zoetwatervissen over de hele wereld wordt bekeken. Onderzoekers van de Radboud Universiteit in Nijmegen werkten hiervoor samen met de Universiteit Utrecht, het Planbureau voor de Leefomgeving en de Universiteit Leiden.
Bij een gemiddelde wereldwijde stijging van 3,2 graden wordt het leefgebied van ruim een derde van de zoetwatervissen voor meer dan de helft bedreigd, zo constateren ze, met als gevolg het risico op uitsterven. Bij een stijging van 1,5 graden geldt dat nog ‘slechts’ voor tien keer minder vissoorten.
"Deze getallen tonen aan dat het een groot verschil maakt voor zoetwatervissen als we de opwarming kunnen beperken - net zoals eerder onderzoek heeft laten zien dat dat van belang is voor de biodiversiteit op het land", zegt hoofdauteur Valerio Barbarossa.
Klimaatafspraken
Het scenario van een wereldwijde opwarming van 3,2 graden wordt voor het einde van deze eeuw voorspeld als de huidige klimaatafspraken voor 2030 (een stijging van maximaal 2 graden) wel worden gehaald, maar daarna geen extra maatregelen volgen. Ruim een derde van alle vissoorten (36 procent) krijgt het dan moeilijk door de toenemende extremen in watertemperatuur of rivierafvoer.
Als ook na 2030 maatregelen worden genomen om de opwarming te beperken tot 2 graden, geldt dat nog voor 9 procent van alle soorten. Lukt het om de opwarming te beperken tot 1,5 graden, dan daalt dit verder naar 4 procent.
Watertemperatuur en rivierafvoer zijn volgens de onderzoekers bepalende factoren voor het voorkomen van zoetwatervissen. Uit de resultaten blijkt dat veranderingen in watertemperatuur veel bedreigender zijn dan veranderingen in rivierafvoer en dat de bedreiging het grootst is voor zoetwatervissen in tropische gebieden.
Barrières
"Onze resultaten zijn gebaseerd op de aanname dat vissen zich niet kunnen verplaatsen naar andere plekken of zich kunnen aanpassen aan de veranderingen", verklaart Barbarossa. "Ter vergelijking hebben we ook gekeken naar een scenario waarbij vissoorten vrij kunnen bewegen binnen het stroomgebied van de rivier waar ze voorkomen. In dat geval zou de bedreiging door klimaatverandering een stuk kleiner zijn, omdat vissen dan deels kunnen ontsnappen aan de opwarming."
Veel zoetwatersystemen zijn echter versnipperd door barrières als (stuw)dammen, sluizen en duikers, waardoor vissen zich niet goed kunnen verplaatsen. Dit onderstreept volgens de onderzoekers de urgentie om de klimaatverandering te beperken als we de biodiversiteit in zoetwater willen veiligstellen.
MEER INFORMATIE
Artikel in Nature Communications
H2O-bericht: Droogte verstoort het ecosysteem
De legger is het kroonjuweel van het waterschap. Zoals een gemeente de bebouwde kom markeert met een bord, zo staan de waterschapsgrenzen beschreven in de legger. Dit is niet een eenvoudige grens met het buur-waterschap, maar een complex stelsel van waterstaatswerken met de bijbehodende invloedszoneringen. Alleen binnen die zoneringen heeft het (klassieke) waterschap zeggenschap (klassiek: gericht op waterbeheer (watergangen) en waterveiligheid (dijken) ex waterzuivering).
Alles begint en houdt op bij de invloedszones - de grenzen - van het waterschap. En laat het nou toch heel eenvoudig zijn die grenzen kleiner te maken (dus de invloedszones in nieuwe leggers te verkleinen) maar zo goed als onmogelijk om deze weer groter te maken. Het ene is n weggevertje en het andere is landje pik - dus betalen.
Dus voor een strategische herorientatie van de waterschappen is een strategische herwaardering van het kroonjuweel - de waterschapslegger en het gehele bijbehorende invloeds-spel van essentieel belang.
De waterschappen zijn de afgelopen jaren ver in de marge gedrukt want invloedszones met gemeenten, het rijk en andere belanghebbenden zijn aan het verschuiven. (En waar is de wet PUBERR gebleven?)
Dus eerst herwaarderen van waterschapsgrenzen, dan weten waar de grenzen zijn en vervolgens deze met een (dijk)leger gaan verdedigen ! ;-)
https://sjfsupport.com/mmi.html
Interessant artikel van Stephan Kuks over de toekomst van de waterschappen. Zelf vraag ik mij af of de waterschappen wel in staat zijn om antwoord te geven op de grote maatschappelijke vragen, die ook hij noemt. Hij zegt: "Nu wordt het tijd dat waterschappen duidelijk maken dat er vanuit water en bodem grenzen zijn, en dat de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van Nederland hierop moeten worden aangepast.” Dat lijkt op het oog een logische uitspraak, maar de grote vraag is of het huidige waterschap deze vraag wel inhoud kan geven. En niet vanwege dat het waterschap niet deskundig zou zijn, maar meer vanwege de samenstelling van het bestuur en dat het mandaat op de genoemde onderwerpen zeer beperkt is.
En natuurlijk, prachtig als Kuks vindt dat de waterschappen duidelijk stelling moeten nemen in het maatschappelijk debat over de toekomst van ons land, maar welke stelling dan? Het belang van de boeren? Het belang van de natuur? Het belang van woningbouw? Deze discussie hoort in eerste instantie thuis op het allerhoogste politieke niveau. Daar heeft men het de afgelopen decennia lelijk laten liggen, maar dat betekent niet dat nu het waterschap aan bod is. En natuurlijk voor het waterbeheer zijn de waterschappen de ogen en de oren van de samenleving. De waterschappen zijn bij uitstek degenen die van onderop knelpunten en ideeën kunnen aandragen om het beleid op provinciaal en nationaal niveau effectief vorm te geven. Maar ik moet er niet aan denken dat de waterschappen dat in die breedheid zelf zouden moeten gaan oppakken.
En om dan ook maar tegelijk tegen een heilig huis aan te schoppen, we zouden ons zelfs kunnen afvragen of waterschappen en het functioneren ervan nog wel van deze tijd is. Zeker als het gaat om ruimtelijke ordening en klimaat heeften provinciaal bestuur veel meer mandaat en dus veel meer slagkracht. Wat mij betreft zou het waterbeheer zo overgeheveld kunnen worden naar de provincie en zouden waterschappen omgevormd kunnen worden tot uitvoeringsorganisaties die het dagelijks waterbeheer doen. De RWZI’s zouden nutsbedrijf kunnen worden. Zeker zij zouden daarmee grote stappen kunnen maken in de efficiency van de waterzuivering.
Wat bedoel ik daarmee? In de afgelopen 10 tot 20 jaar zijn de RWZI ’s zich steeds meer gaan toeleggen op terugwinning van grondstoffen(fosfaat, cellulose, biogas, etc). Maar een grote doorbaak met substantieel resultaat heb ik tot nu toe niet echt gezien, misschien met uitzondering van een aantal initiatieven, zoals Waterstromen. Het succes van een goede afzet van reststromen wordt bepaald door kwantiteit en kwaliteit.
Eind vorige eeuw werd in de autobranche de organisatie Autorecycling Nederland opgericht. Ik was daarbij betrokken. Doel was om een hoger hergebruik te realiseren bij demontage van auto’s. Voor het ophalen een paar rubber strips per bedrijf was namelijk nooit veel belangstelling vanwege de geringe baten. Maar als je als verwerkingsbedrijf bij alle autodemontagebedrijven rubber kan ophalen, wordt het ineens interessant. Ook voor het autodemontage bedrijf, sommig restafval kreeg ineens een positieve geldwaarde.
Dat kan ook zomaar voor de RWZI’s gelden. Als ze met z’n allen gaan samenwerken en op landelijk niveau collectief contracten gaan afsluiten met afnemers dan kan dat voor beide partijen interessant worden. Bijvoorbeeld voor struviet. Zeker nu de totale gevolgen van kunstmest steeds meer onder het vergrootglas komen, zou struviet een geweldige vervanger kunnen zijn.
En een centrale organisatie, zoals ARN bij de autosector heeft nog meer voordelen. Je kunt een veel directere samenwerking met partijen als Wetsus en KWR tot stand brengen, waarbij uit een deel van de opbrengsten van de restproducten onderzoek gefinancierd kan worden om nog effectiever en efficiënter te worden met de terugwinning. Je zou dan ook kunnen kijken in hoeverre je samenwerkingen zou kunnen aangaan met bedrijven, die nu hun afvalwater moeten voorzuiveren. Bij Waterstromen werd zo’n samenwerking al tot stand gebracht met een voedselproducent en een leerlooier.
En als het echt succesvol zou worden, zou het zelfs kunnen leiden tot lagere belastingen(verontreinigingsheffing). Wat mij betreft is er wel één belangrijke voorwaarde aan verbonden, namelijk dat het zuiveren van communaal afvalwater altijd een publieke aangelegenheid blijft.