Een goed beeld van de zoutgehalten waarbij macrofaunasoorten in brakke regionale wateren voorkomen en nieuwe, meer gedifferentieerde drempelwaarden voor stikstof en fosfaat. Dat heeft recent onderzoek in het kader van het project Brakke wateren opgeleverd.

Waterschappen kunnen aan de hand van deze kennis beter onderbouwd maatregelen voor de brakwaterecologie nemen in verband met de Kaderrichtlijn Water (KRW). Het project Brakke Wateren is een onderdeel van het programma Kennisimpuls Waterkwaliteit en richt zich op regionale wateren met een relatief hoog zoutgehalte. Voorbeelden zijn de kreek Braakman in Zeeuws-Vlaanderen, diverse inlagen op Schouwen-Duiveland en sloten die brakke kwel ontvangen. 

In het project werken onderzoeksinstituut Deltares, Wageningen Environmental Research (WEnR), adviesbureau B-WARE, zes waterschappen (Scheldestromen, Brabantse Delta, Hollandse Delta, Hollands Noorderkwartier, Noorderzijlvest en Wetterskip Fryslân) en de provincie Zeeland samen. De waterschappen hebben hiervoor het initiatief genomen, vertelt projectleider Gerben van Geest van Deltares, die het project samen met Gertie Arts (WEnR) en Gijs van Dijk (B-WARE) uitvoert.

Gerben van GeestGerben van Geest

“De waterschappen wisten vooraf niet goed wat de sturende factoren zijn voor de ecologische ontwikkeling in brakke wateren. Voor zoetwater is bijvoorbeeld fosfaat sterk bepalend voor de algengroei, maar voor brakke water is dat stikstof. Maar hoe werkt dit dan? Liggen drempelwaarden anders? En wat is de rol van een fluctuerend zoutgehalte? Ons onderzoek heeft daarin meer inzicht gegeven.”

Nieuwe drempelwaarden voor nutriënten
De onderzoeksuitkomsten zijn te vinden in twee eind december verschenen rapporten: Afleiding van drempelwaarden voor nutriënten in brakke wateren en Effecten van zoutgehalten op macrofauna. In het eerste rapport zijn nieuwe drempelwaarden opgenomen, zegt Van Geest. “De tot nu toe gehanteerde waarden voor stikstof en fosfaat in brakke wateren dateren van de beginfase van de KRW. Intussen zijn er veel meer data van waterschappen beschikbaar gekomen. Dit heeft geleid tot meer gedifferentieerde en iets strengere drempelwaarden voor de maximale concentraties van stikstof. Voor fosfaat liggen ze in dezelfde orde van grootte of hoger.”

 'De drempelwaarden voor stikstof zijn nu iets strenger'

De gedachte was dat de grootte van het water niet zoveel uitmaakt. Dat blijkt volgens Van Geest toch anders te liggen. “De verschillen in vormgeving van het water zijn wel degelijk van belang. Zwak brakke sloten hebben hogere drempelwaarden dan grotere brakke wateren.”

Macrofauna vaak vrij ongevoelig voor chloride
Het andere rapport – opgesteld door Mariëlle van Riel en Ralf Verdonschot van WEnR – gaat over de relatie tussen het zoutgehalte en het voorkomen van ongewervelde dieren in het water, de aquatische macrofauna. Wat betekent chloride voor de overleving, groei en reproductie van deze dieren? Hoe gevoelig zijn ze voor de concentraties en fluctuaties in het zoutgehalte? Zulke aspecten zijn met behulp van een data-analyse van recent door waterbeheerders verzamelde gegevens bestudeerd. Dit heeft een overzicht opgeleverd van de tolerantiegrenzen voor chloride van liefst 728 macrofaunataxa.

“Binnen een jaar kunnen forse fluctuaties in brakke wateren optreden”, licht Van Geest toe. “Bijvoorbeeld in landbouwgebieden waar veel zoet water wordt ingelaten. Hier komen vooral dieren voor die niet erg gevoelig zijn voor schommelingen van brak naar zoet water. We noemen ze ubiquisten, feitelijk alleskunners met een brede tolerantie. Juist de brakwaterspecialisten die gebaat zijn bij hogere zoutconcentraties, bleken relatief weinig voor te komen in de dataset.”

Van Geest noemt nog twee andere uitkomsten. “Er zijn weinig brakke wateren met een goede waterkwaliteit. Ook spelen voor macrofauna de vormgeving van wateren en de hierin aanwezige structuur een duidelijke rol.”

Kennis toepasbaar voor nieuwe beheerplannen
De kennis over brakke wateren die met deze onderzoeken en uit andere bronnen is verzameld, is verwerkt in een statistisch model. Van Geest: “Dat heet met een moeilijk woord een Bayesian Belief Network. We hebben nu net de eerste versie van een model voor water- en oeverplanten opgeleverd en komen binnenkort ook met eentje voor vissen.”

 'Weinig brakke wateren hebben een goede waterkwaliteit'

Het doel van zo’n model is dat waterbeheerders door het invullen van een aantal parameters over een brak water kunnen zien welke soorten hier wel en niet kunnen voorkomen. “Dit kan worden toegepast voor doelafleiding in het kader van de KRW. Waterschappen kunnen de tool gebruiken bij het opstellen van hun beheerplannen voor de periode 2022-2027.”

Project eind 2021 afgerond
Het project Brakke Wateren duurt tot het einde van dit jaar. Er lopen nog enkele onderzoeken, maar de aandacht zal volgens Van Geest toch vooral liggen op de afronding. "We maken een eindrapport. Ook verschijnt er op korte termijn een STOWA Deltafact voor brakke wateren.”

Van Geest is tevreden over wat het onderzoeksproject heeft opgeleverd. Vooral als het gaat om het inzicht in de sturende factoren voor verschillen in soortsamenstelling: onder welke omstandigheden komen welke soorten voor? “We zijn hierbij een stap verder gekomen. Waterschappen kunnen nu beter doelen afleiden.”


MEER INFORMATIE
Toelichting op project Brakke Wateren
Rapport drempelwaarden voor nutriënten
Rapport effecten zoutgehalte op macrofauna

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...