De besluitvorming in de Tweede Kamer over het initiatiefwetsvoorstel is het resultaat van politieke koehandel tussen de ChristenUnie en D66 en GroenLinks. De uitkomst is een ‘bestuurlijk gewrocht’ dat ‘gezien kan worden als voorbode voor volledige politisering van de waterschappen’. Dat zegt Lambert Zwiers, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Waterschapbestuurders Bedrijven (NVWB). Met het nu aangenomen wetsvoorstel worden bedrijven ‘fiscaal gediscrimineerd.’
In het aangenomen wetsvoorstel zijn de bedrijven de geborgde zetels kwijtgeraakt in de besturen van de waterschappen. De categorieën ongebouwd (landbouw) en natuurterreinen hebben deze wel behouden, zij het in het vastgelegde aantal van twee per categorie. De bedrijven leggen zich niet neer bij het compromis dat werd bereikt in de Tweede Kamer over het amendement dat de ChristenUnie had ingebracht.
Lambert ZwiersZwiers vindt het ‘ronduit schrijnend’ dat het schrappen van zetels is gemotiveerd met een passage uit het advies van de commissie Boelhouwer. Zo staat in de toelichting op het amendement dat de categorie bedrijven 'een nauwelijks relevante grondpositie heeft bij waterprojecten'. Ze zijn met name vertegenwoordigd vanwege hun relatief hoge bijdrage aan de zuiveringsheffing, die gekoppeld is aan de vervuilingsgraad van het geleverde afvalwater. “Deze heffing wordt echter bepaald door wettelijke normen, waar het waterschap geen invloed op heeft”, aldus het amendement.
Zwiers verwerpt de redenering en spreekt over ‘een aperte onjuistheid’. “Volstrekt ten onrechte wordt in het Boelhouwer-advies en in het amendement dat de Tweede Kamer heeft aangenomen gesteld dat het waterschap geen invloed zou hebben op de lasten die bedrijven moeten betalen voor de zuiveringsheffing. Dit is echter wel degelijk het geval en in de praktijk hanteren waterschappen ook daadwerkelijke verschillende tarieven.”
Ook stelt de NVWB dat er sprake is van ‘fiscale discriminatie’ van bedrijven als de wet ongewijzigd wordt aangenomen in de Senaat. “De waterschappen hebben hun eigen belastingstelsel en worden zoals bekend gefinancierd door vier categorieën betalers: burgers, boeren, bedrijven en natuurterrein-eigenaren. Dit gegeven vormt de grondslag voor de aanwezigheid van deze vier categorieën in de waterschapsbesturen. Bedrijven betalen ongeveer 20 procent van de inkomsten van de waterschappen. De categorie bedrijven als enige en ongefundeerd het recht op bestuurlijke vertegenwoordiging in de waterschappen te ontnemen zou voor de fracties in de Eerste Kamer onaanvaardbaar moeten zijn.”
De NVWB rekent erop dat de fracties in de Eerste Kamer hun verantwoordelijk nemen en het wetsvoorstel in de huidige opzet verwerpen of de categorie bedrijven op gelijkwaardige wijze behandelen als de andere drie categorieën, stelt Zwiers, die in de aanloop van de behandeling van de initiatiefwet ervoor waarschuwde dat het afschaffen van de geborgde zetels er uiteindelijk toe zal leiden dat de waterschappen worden opgeheven. Dat risico acht hij nog 'levensgroot' met de verdere 'politisering van de waterschappen'. "Het doel blijft om de categorieën boeren en natuurterreineigenaren - als de politieke verhoudingen het mogelijk maken - ook uit de waterschappen te verwijderen."
LEES OOK
H2O actueel: Landbouw en natuur houden geborgde zetels in waterschapsbesturen
H2O actueel: 'Afschaffen geborgde zetels is begin van het einde waterschappen’
Interessant artikel van Stephan Kuks over de toekomst van de waterschappen. Zelf vraag ik mij af of de waterschappen wel in staat zijn om antwoord te geven op de grote maatschappelijke vragen, die ook hij noemt. Hij zegt: "Nu wordt het tijd dat waterschappen duidelijk maken dat er vanuit water en bodem grenzen zijn, en dat de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van Nederland hierop moeten worden aangepast.” Dat lijkt op het oog een logische uitspraak, maar de grote vraag is of het huidige waterschap deze vraag wel inhoud kan geven. En niet vanwege dat het waterschap niet deskundig zou zijn, maar meer vanwege de samenstelling van het bestuur en dat het mandaat op de genoemde onderwerpen zeer beperkt is.
En natuurlijk, prachtig als Kuks vindt dat de waterschappen duidelijk stelling moeten nemen in het maatschappelijk debat over de toekomst van ons land, maar welke stelling dan? Het belang van de boeren? Het belang van de natuur? Het belang van woningbouw? Deze discussie hoort in eerste instantie thuis op het allerhoogste politieke niveau. Daar heeft men het de afgelopen decennia lelijk laten liggen, maar dat betekent niet dat nu het waterschap aan bod is. En natuurlijk voor het waterbeheer zijn de waterschappen de ogen en de oren van de samenleving. De waterschappen zijn bij uitstek degenen die van onderop knelpunten en ideeën kunnen aandragen om het beleid op provinciaal en nationaal niveau effectief vorm te geven. Maar ik moet er niet aan denken dat de waterschappen dat in die breedheid zelf zouden moeten gaan oppakken.
En om dan ook maar tegelijk tegen een heilig huis aan te schoppen, we zouden ons zelfs kunnen afvragen of waterschappen en het functioneren ervan nog wel van deze tijd is. Zeker als het gaat om ruimtelijke ordening en klimaat heeften provinciaal bestuur veel meer mandaat en dus veel meer slagkracht. Wat mij betreft zou het waterbeheer zo overgeheveld kunnen worden naar de provincie en zouden waterschappen omgevormd kunnen worden tot uitvoeringsorganisaties die het dagelijks waterbeheer doen. De RWZI’s zouden nutsbedrijf kunnen worden. Zeker zij zouden daarmee grote stappen kunnen maken in de efficiency van de waterzuivering.
Wat bedoel ik daarmee? In de afgelopen 10 tot 20 jaar zijn de RWZI ’s zich steeds meer gaan toeleggen op terugwinning van grondstoffen(fosfaat, cellulose, biogas, etc). Maar een grote doorbaak met substantieel resultaat heb ik tot nu toe niet echt gezien, misschien met uitzondering van een aantal initiatieven, zoals Waterstromen. Het succes van een goede afzet van reststromen wordt bepaald door kwantiteit en kwaliteit.
Eind vorige eeuw werd in de autobranche de organisatie Autorecycling Nederland opgericht. Ik was daarbij betrokken. Doel was om een hoger hergebruik te realiseren bij demontage van auto’s. Voor het ophalen een paar rubber strips per bedrijf was namelijk nooit veel belangstelling vanwege de geringe baten. Maar als je als verwerkingsbedrijf bij alle autodemontagebedrijven rubber kan ophalen, wordt het ineens interessant. Ook voor het autodemontage bedrijf, sommig restafval kreeg ineens een positieve geldwaarde.
Dat kan ook zomaar voor de RWZI’s gelden. Als ze met z’n allen gaan samenwerken en op landelijk niveau collectief contracten gaan afsluiten met afnemers dan kan dat voor beide partijen interessant worden. Bijvoorbeeld voor struviet. Zeker nu de totale gevolgen van kunstmest steeds meer onder het vergrootglas komen, zou struviet een geweldige vervanger kunnen zijn.
En een centrale organisatie, zoals ARN bij de autosector heeft nog meer voordelen. Je kunt een veel directere samenwerking met partijen als Wetsus en KWR tot stand brengen, waarbij uit een deel van de opbrengsten van de restproducten onderzoek gefinancierd kan worden om nog effectiever en efficiënter te worden met de terugwinning. Je zou dan ook kunnen kijken in hoeverre je samenwerkingen zou kunnen aangaan met bedrijven, die nu hun afvalwater moeten voorzuiveren. Bij Waterstromen werd zo’n samenwerking al tot stand gebracht met een voedselproducent en een leerlooier.
En als het echt succesvol zou worden, zou het zelfs kunnen leiden tot lagere belastingen(verontreinigingsheffing). Wat mij betreft is er wel één belangrijke voorwaarde aan verbonden, namelijk dat het zuiveren van communaal afvalwater altijd een publieke aangelegenheid blijft.
Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens - integraal waterbeheer
Redactie: dank, is gecorrigeerd.