Volgens het RIVM is er in 2030 circa 100 miljoen kuub extra drinkwater per jaar nodig om de drinkwatervoorziening te garanderen. Versnelde vergunningprocedures en betere ruimtelijke inpassing van drinkwaterlocaties zijn volgens Vewin, het Interprovinciaal Overleg en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat nodig om drinkwatertekorten te vermijden.
Dat staat in het Actieprogramma Beschikbaarheid Drinkwaterbronnen 2023-2030. Het programma is vandaag ten burele van Vewin gepresenteerd door een panelgesprek met minister Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat), Pieter Litjens (voorzitter van Vewin, de koepelvereniging van drinkwaterbedrijven) en gedeputeerde Martijn Dadema namens het Interprovinciaal Overleg (IPO).
Minister Madlener en Pieter Litjens (Vewin) in het panelHet panelgesprek, onder leiding van BNR-journalist Maarten Bouwhuis, grepen Madlener, Litjens en Dadema aan om het belang van nieuwe impulsen voor de drinkwatervoorziening te onderstrepen. “Altijd schoon drinkwater uit de kraan geldt in Nederland als een vanzelfsprekendheid,” opende Madlener. “Wij willen ervoor zorgen dat het vanzelfsprekend blijft.”
Daar komt nog bij dat het kabinet de komende jaren 100.000 huizen per jaar wil laten bouwen in Nederland. Madlener: “De woningcrisis is een groot maatschappelijk probleem. Drinkwatertekorten mogen geen drempels opwerpen bij het oplossen daarvan.”
Dat betekent volgens Dadema dat moet worden gewerkt aan de “kwaliteit van het drinkwater, drinkwaterbesparing en het uitbreiden van het aantal drinkwaterbronnen. Het actieprogramma richt zich met name op dat laatste element, door nieuwe oppervlaktewateren aan te wijzen voor de drinkwatervoorziening.”
Belangrijkste hindernis voor het vergroten van het aantal drinkwaterbronnen is volgens Pieter Litjens het procedé van vergunningsverlening rondom de aanleg of uitbreiding van drinkwaterproductielocaties of de bijbehorende infrastructuur. “Dat moet echt heel veel sneller. Het kost nu vaak zes jaar voor er duidelijkheid is over de vergunning. Dan moet het bouwen nog beginnen.”
Daar sloot Dadema zich bij aan. Volgens de gedeputeerde kan veel regionaal worden geregeld, onder dit nationale actieprogramma liggen ook veel regionale programma’s, maar is de rijksoverheid ook nodig. “Dan gaat het inderdaad met name om het geven van prioriteit aan drinkwater binnen het ruimtelijke beleid.”
Op regionale schaal wordt er, zo zei Litjes, al op een nieuwe manier samengewerkt door drinkwaterbedrijven en provincies. “Dat proces loopt al. Maar papier is geduldig. Dit actieprogramma is eigenlijk het begin. De komende periode zullen nog veel concrete stappen moeten volgen.”
We willen een techniek ontwikkelen om de bodem omhoog te laten groeien met 1m p/jaar. We hadden al zitten denken aan dit systeem, maar ik zou graag eens willen praten over jullie ervaring of samenwerking .
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.