secundair logo knw 1

Wetenschappers van Wageningen University & Research hebben met de Plastics Accumulatie Indicator een model ontwikkeld om te kunnen voorspellen hoe snel verschillende soorten kunststoffen onder verschillende omstandigheden afbreken of juist ophopen.

“We hebben een plastics probleem in de wereld”, zegt WUR-onderzoeker Marieke Brouwer, die samen met haar collega Evelien Maaskant de Plastics Accumulatie Indicator ontwikkelde. “Veel te veel plastics komen in de natuur terecht en bovendien is er veel aardolie nodig om die plastics te produceren. Daar moet wat aan gedaan worden.”

Marieke BrouwerMarieke BrouwerBij de huidige normen voor productie en gebruik van plastics geldt een kunststof als afbreekbaar of niet-afbreekbaar. “Maar er is een groot grijs gebied. Naast wel of niet afbreekbaar, bestaan er ook plastics die een beetje afbreekbaar zijn of plastics die wel afbreekbaar zijn, maar daar meer tijd voor nodig hebben dan nu volgens de normen mag. Terwijl er qua milieubelasting een groot verschil zit tussen niet afbreekbare plastics en wat langzamer afbreekbare materialen.”

Met de Plastics Accumulatie Indicator hebben Brouwer en haar collega’s een manier gevonden om op basis van daadwerkelijke data wiskundig te modelleren hoe plastics afbreken in verschillende milieus. “Dat gebeurt, in tegenstelling tot eerdere modellen helemaal tot de omzetting van plastics in CO2. Dat is belangrijk omdat we allemaal weten dat met micro- of nanoplastics kleine deeltjes ontzettend persistent kunnen zijn.”

Bedrijven kunnen de indicator volgens Brouwer gebruiken om een goede materiaalkeuze te maken en deze kennis meenemen in de Life Cycle Assessments (LCA’s) van hun producten. “Daarnaast is het relevant voor beleidsmakers. Er wordt Europees en ook landelijk beleid gemaakt om de hoeveelheid plastics in het milieu terug te dringen. De indicator helpt om het gedrag van de plastics beter te voorspellen en dat is nuttig als je wilt weten welke plastics je voor welk doel toe laat.”

De indicator was in eerste instantie vooral gericht op het gedrag van plastics op het land, maar inmiddels is de Plastic Accumulatie Indicator aangevuld met plastics in andere milieus. Ook zijn zogeheten blends, dus combinaties van plastics die veel worden gebruikt, meegenomen. “Daarna willen we nog gaan kijken naar andere milieueffecten die belangrijk zijn voor kunststoffen en hoe we op een verantwoorde manier de transitie kunnen maken naar het gebruik van nieuwe biobased en/of biologisch afbreekbare kunststoffen.”

 

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

Geachte mevr. Sien Kok,
alles is onlosmakelijk atomair verbonden binnen relativiteit van tijd/ruimte en eenheid geest stof, telen zonder chemie, inschakelen industrie en prive personen telt allemaal, maar denk ook even aan satellieten met hun negatieve effect op klimaat, 24/7. U geeft oude wetmatigheden een nieuw jasje. Succes, Jan Kalverdijk
Interessant. Hoe staat het met de PFAS-hoeveelheden die bij Chemelot in de Maas worden geloosd, wordt hier wel op gehandhaafd? 
Niet zo vreemd dat van die akker- en weidevogelsoorten de populaties teruglopen . Dat kan je zo hebben als je het vol zet met zonnepanelen en windturbines (birdblenders).
Dit heb ik ook nodig. Wij maken van slootmaaisel, een nieuw product, Wortelbeton, voor waterschap Rijnland. Artificiële Rietzudde, voor KRW- doelen. We hebben nog een toepassing van Wortelbeton en dat is veen maken. Daarmee werken we samen met gem Amsterdam en Waternet/AGV en VIP_NL. 
We willen een techniek ontwikkelen om de bodem omhoog te laten groeien met 1m p/jaar. We hadden al zitten denken aan dit systeem, maar ik zou graag eens willen praten over jullie ervaring of samenwerking .
@Almer BolmanEens Almer, de laatste twee kalenderjaren waren uitzonderlijk, extreem nat. En enkele jaren daarvoor extreem droog. Het lijkt er echter op dat wateroverlast eerder een reden is om in actie te komen dan droogte. De flanken van de Veluwe (en de beken aldaar) reageren zeer snel op natte en droge perioden omdat -zoals je weet - de reservoircoëfficiënt daar gering is. Daarom is mijn plan om juist niet op de flanken - dat heeft geen zin - maar op de hoge delen (daar is de genoemde coëfficiënt groot en de grondwaterstand diep) de grondwateraanvulling te vergroten, ofwel door vermindering van de verdamping ofwel door gecontroleerde (!) infiltratie van perfect voorgezuiverd rivierwater. Het doel is te bereiken dat beken en sprengen weer hóger op het massief ontspringen en langer water voeren. Dat zal een enorme boost geven aan natuur en biodiversiteit. Het kwelwater naar de beken is overigens geen infiltratiewater, het is en blijft geïnfiltreerd regenwater. Als we in hoge delen van de Veluwe water infiltreren, kiest dat een diepe, uitermate lange, langzame weg naar de randen van de Veluwe waar het pas na eeuwen - misschien zelfs millennia - opkwelt.
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.