Prijsverhogingen van water hebben slechts een zeer beperkt effect op de vraag van huishoudens en bedrijven, blijkt uit onderzoek. Het kabinet overweegt wel het heffingsplafond van de Belasting op Leidingwater (BoL) te verhogen. Dat kan grootverbruikers stimuleren om waterverspilling tegen te gaan, schrijft minister Barry Madlener van Infrastructuur en Waterstaat in een brief aan de Tweede Kamer. De brancheverenigingen VEMW en Vewin zien het plan niet zitten.
In zijn Kamerbrief geeft de minister een beleidsreactie op het rapport Verkenning beprijzen watergebruik van Witteveen+Bos en PwC. Hierin zijn de mogelijke effecten van het beprijzen van water op waterbesparing onderzocht. Ook is bekeken wat beprijzing betekent voor de belastinginkomsten. De adviesbureaus hebben alle vormen van watergebruik onder de loep genomen: leidingwater, grondwater en oppervlaktewater.
Lage prijselasticiteit van water
Het onderzoek laat zien dat de prijselasticiteit van water laag is, aldus Madlener. “Een lage prijselasticiteit betekent dat een verhoging van de prijs van water slechts een zeer beperkt effect heeft op de vraag naar water.”
Dit geldt waarschijnlijk nog wat sterker voor huishoudens dan voor bedrijven. “Een kleine prijsverhoging om het gebruik van water te verminderen is voor huishoudens niet effectief en voor zakelijke afnemers slechts beperkt effectief. Als er bij bedrijven (zeer) forse prijsprikkels worden toegepast, dan kan er meer effect worden bereikt.”
Een andere heffingsstructuur zoals een waterketentarief of staffel waarbij de gebruiker meer betaalt voor het verbruik, is volgens de minister effectiever. Ook kan de effectiviteit worden vergroot door een combinatie van instrumenten, bijvoorbeeld financiële prikkels en informeren of reguleren.
Het kabinet is niet van plan om een lastenverzwaring voor huishoudens door te voeren, meldt de minister. Vewin, de vereniging van drinkwaterbedrijven, is het hiermee eens. “De prijs van drinkwater is door stijgende kosten en oplopende investeringen sowieso al flink gestegen”, wordt gesteld in een reactie op de Kamerbrief.
Prijs niet belangrijkste voor zakelijke gebruikers
De minister merkt op dat voor zakelijke gebruikers de beschikbaarheid van water op dit moment belangrijker is dan de prijs van water. De kostprijs is nihil (grondwater en oppervlaktewater) of vormt hooguit een zeer klein deel van de kosten (leidingwater).
Een hogere prijs kan wel bijdragen aan toekomstige investeringsbeslissingen die zijn gericht op meer waterbesparende apparatuur en aan het circulair inrichten van watergebruik in productieprocessen. Er is een maar: “Prijsverhogingen op water kunnen voor een relatief kleine groep water-intensieve bedrijven een grote impact hebben. Bij hen kan de concurrentiepositie in het gedrang komen.”
Verhoging van heffingsplafond BoL overwogen
Het kabinet wil kijken naar een verhoging van het heffingsplafond van de Belasting op Leidingwater (BoL). Dat is nu 300 kubieke meter leidingwater per jaar; daarboven wordt het verbruik niet belast.
Madlener hierover: “Om ook grootverbruikers te stimuleren waterverspilling tegen te gaan, kan het een logische stap zijn het heffingsplafond te verhogen. Ook vanuit budgettair oogpunt is dit te overwegen.” De ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en van Financiën gaan samen de mogelijkheden onderzoeken. Dit wordt meegenomen in de voorjaarsbesluitvorming van 2025.
Zowel VEMW als Vewin tegen plan
De Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW), kenniscentrum en belangenbehartiger voor de zakelijke elektriciteit- gas- en waterafnemers, ziet er geen heil in. In een reactie wordt gewezen op de afspraak in het Nationale Plan van Aanpak Drinkwaterbesparing dat huishoudens en grootgebruikers uiterlijk in 2035 20 procent minder drinkwater moeten gebruiken “De geplande verhoging van de BoL leidt tot meer geld voor de staatskas, maar zal vrijwel niets bijdragen aan de realisatie van dit doel.”
Er worden meerdere redenen aangevoerd. “In de eerste plaats is van belang dat een dergelijke maatregel aantoonbaar niet of nauwelijks effect zal hebben op de beoogde waterbesparing.” Verder vindt VEMW dat de verhoging indruist tegen de verduurzaming van het watergebruik binnen bedrijven. En nog een argument: “Ook zou onderbenutting van de publieke infrastructuur kunnen ontstaan, wat leidt tot kostenstijgingen voor bedrijven en burgers.”
Vewin wijst het plan eveneens af. De vereniging noemt het, gezien de conclusies van het rapport, onbegrijpelijk hoe een aanpassing van de BoL waterbesparing kan bevorderen. “Vewin is daarvan geen voorstander en bepleit juist een verlaging of afschaffing van de BoL, aangezien nu al een flink deel van de prijs van drinkwater bestaat uit belastingen. In vergelijking; over flessenwater wordt, behalve btw, geen belasting geheven.”
Mogelijk hogere provinciale grondwaterheffing
Er wordt ook gekeken naar de prijs van grondwater, schrijft de minister. “De provinciale grondwaterheffing stimuleert zuinige omgang met grondwater onvoldoende en geeft geen volledige invulling van het principe ‘de gebruiker betaalt’.” Zijn ministerie start een verkenning naar wat er mogelijk is bij het verhogen en verbreden van deze heffing. Dat gebeurt in overleg met de stakeholders.
Volgens Vewin geeft het onderzoek naar beprijzing geen aanleiding voor de conclusie dat zo’n verhoging van de grondwaterheffing bijdraagt aan waterbesparing. “Mocht het inderdaad komen tot een hogere grondwaterheffing, dan moet de drinkwatersector een uitzondering krijgen want anders leidt dit alsnog tot een lastenverzwaring voor huishoudens.”
Aanpassing wet- en regelgeving voor wateronttrekkingen
Momenteel is er geen reden om te kijken naar de beprijzing van zoet oppervlaktewater, schrijft Madlener. “Met het oog op toenemende watertekorten in droge perioden is er wel het voornemen om de nationale wet- en regelgeving voor vergunningverlening in verband met onttrekkingen uit grond- en oppervlaktewater aan te passen.”
De Tweede Kamer wordt hierover op korte termijn geïnformeerd. Vewin steunt het plan om via het aanpassen van de vergunningverlening strenger toe te zien op onttrekkingen.
Eerlijker voor de boeren en de maatschappij.
Het pleidooi voor meer overleg in het kader van grensoverschrijdend waterbeheer met Duitsland en België, maar ook met Luxemburg, Frankrijk en Zwitserland, is wel steekhoudend. Het stroomgebied van de Rijn beslaat naast Nederland immers Zwitserland, Duitsland en Frankrijk. Stroomgebied van de Maas beslaat naast Nederland ook Frankrijk, Luxemburg, België en Duitsland. Voor zover ik weet zijn er in waterschapverband slechts een aantal pilots hier momenteel concreet mee bezig o.a. via het ontwerpen en operationaliseren van grensoverschrijdend waterbeheer rondom de Overijsselse Vecht en ook voor delen van het Roer stroomgebied dat aansluit op de Maas. Ruimte voor de rivieren in Nederland gaat maar beperkte impact hebben als niet eenzelfde inhaalslag gaat plaatsvinden in de bovenstrooms genoemde landen.
Acht kennisinstituten uit Nederland, België, Duitsland en Luxemburg gaan daarom onder coördinatie van Deltares onderzoek doen naar beter beheer van grensoverschrijdende regionale stroomgebieden. De watersnood in juli 2021 heeft geleerd dat autoriteiten hier geen goed overzicht over hebben en dat kennis over de overstromings- en droogterisico’s langs de kleinere grensoverschrijdende zijrivieren van de Maas en Rijn nog heel versnipperd is.
Het artikel stelt terecht dat voor grensoverschrijdend waterbeheer nog te weinig urgentie is.