Uit onderzoek in de Zeeuwse Hedwigepolder blijkt dat dijken op een ondergrond van getijdenzand meer weerstand kunnen bieden tegen piping. Deze uitkomsten leveren bij de dijkversterkingsopdracht een kostenbesparing van zeker 160 miljoen euro.
Piping ontstaat als bij hoogwater tunnels onder de dijk ontstaan. Dat brengt de stabiliteit van de dijken in gevaar. Uiteindelijk kan piping een dijk ernstig verzwakken of leiden tot instorting. Het praktijkonderzoek in de Hedwigepolder was het slotstuk van een vier jaar lopend project, uitgevoerd door Deltares, het waterschap Hollandse Delta, het Hoogwaterbeschermingsprogramma en Fugro.
Marc HijmaKleinere proeven in het laboratorium werden gevolgd door een proefopstelling langs de Friese Waddenzeekust, op getijdenplaatafzettingen, en uiteindelijk de grote pipingproeven in de Hedwigepolder, op getijdengeulafzettingen.
“Onze onderzoekshypothese dat getijdenzand, zand dat is afgezet in een getijdengebied, meer weerstand biedt tegen piping dan dijken op rivierzandafzettingen, is overduidelijk bevestigd”, zegt projectleider Marc Hijma, geoloog bij Deltares.
Vergeleken met het rekenmodel dat nu wordt gebruikt om de weerstand tegen piping te bepalen, is getijdenzand volgens de onderzoekers gemiddeld meer dan 2 keer zo sterk. "Als veilige ondergrens wordt een sterktetoename van 40 procent gebruikt. Dat levert voor Nederland een grote besparing op in de dijkversterkingsopdracht, in elk geval 160 miljoen euro, omdat veel dijken minder of niet versterkt hoeven te worden. Het Expertise Netwerk Waterveiligheid vindt onze aanbevelingen goed onderbouwd en deze kunnen dus door waterschappen direct worden toegepast.”
“Getijdenzand komt relatief langzaam in beweging door stromend grondwater. Dat is te verklaren door de aanwezige kleilaagjes en slibdeeltjes en ook door het gegeven dat het zand meer is ingebed dan zand zonder slib. Hoe groot deze factoren afzonderlijk zijn, weten we nog niet precies. Daar zou nog eens fundamenteel onderzoek naar verricht moeten worden. Dat bepaalt namelijk ook in hoeverre zand in het overgangsgebied tussen rivier- en getijdenzand bestand is tegen piping.”
Behalve mogelijke gevolgen voor het overgangsgebied, wil Hijma ook nog verder onderzoek doen naar het zand in Limburg. “Daar is heel grof zand aanwezig en dat is ook niet goed verwerkt in het huidige model. Verschillende partijen zijn geïnteresseerd om daar onderzoek naar te gaan doen, dus ik hoop dat we een aanpak op kunnen starten die vergelijkbaar is met de samenwerking zoals we die hadden in de Hedwigepolder.”
We willen een techniek ontwikkelen om de bodem omhoog te laten groeien met 1m p/jaar. We hadden al zitten denken aan dit systeem, maar ik zou graag eens willen praten over jullie ervaring of samenwerking .
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.