Tientallen miljoenen vissen hebben de Haringvlietsluizen gepasseerd sinds deze regelmatig op een kier worden gezet. Dat meldt Rijkswaterstaat op basis van onderzoek. De onderzoekers troffen 23 soorten aan in de netten die werden geplaatst om een beeld te krijgen van de passerende trekvissen.
Onder de soorten die de sluizen passeerden waren trekvissen als de aal, driedoornige stekelbaars en spiering, maar ook zout-, en brakwatersoorten zoals zeebaars, kleine zeenaald, haring en sprot werden gespot. Haring en sprot zijn met 95 procent van het totaal de meest aangetroffen vissen. Ook zoetwatersoorten werden gezien, aldus Rijkswaterstaat. “Deze vissen komen soms aan de zeekant van de Haringvlietsluizen terecht en gebruiken de kier om weer terug te zwemmen naar het Haringvliet.”
Sinds 2019 zijn de sluizen ruim 850 keer op een kier gezet. Voor het onderzoek zijn in één van de 17 sluizen netten geplaatst; fijnmazige netten om kleinere vissen te vangen en een groter grofmazig net om grotere vissen te vangen. Afgelopen juli meldden de onderzoekers van Rijkswaterstaat enkele volwassen elften te hebben gevangen. Deze soort was net als andere treksoorten uit het stroomgebied van de Rijn en de Maas verdwenen. De vangst van de elft, een haringachtige trekvis, beschouwde RWS als ‘een positief signaal’.
In de netten troffen de onderzoekers geen soorten aan als de zalm, zeeforel en houting. Dat wil niet zeggen dat de ze de kieren niet passeren, aldus RWS. “Dat komt waarschijnlijk omdat zij de netten goed kunnen ontwijken. Of deze vissen door de kier trekken, wordt daarom op een andere manier onderzocht.”
RWS meldt de onderzoeksresultaten in het kader van Wereld Vismigratiedag (morgen). Met het openzetten van de kieren in de Haringvlietsluiten krijgen trekvissen de kans om het stroomgebied van de Rijn en Maas weer op te zwemmen. De Haringvlietsluizen vormen een harde barrière tussen zoet en zout water, waardoor trekvissen niet naar hun paaigebieden kunnen zwemmen die stroomopwaarts liggen of juist in zee.
Aan het zogeheten Kierbesluit is een meerjarig onderzoeksprogramma gekoppeld waarbij wordt gekeken naar de zoutverspreiding en het optimaliseren van de visintrek. Ook de ecologische effecten worden gemonitord. Dat programma is 2019 begonnen.
LEES OOK:
Terugkeer zeldzame elft naar Haringvliet is 'positief signaal'
Interessant artikel van Stephan Kuks over de toekomst van de waterschappen. Zelf vraag ik mij af of de waterschappen wel in staat zijn om antwoord te geven op de grote maatschappelijke vragen, die ook hij noemt. Hij zegt: "Nu wordt het tijd dat waterschappen duidelijk maken dat er vanuit water en bodem grenzen zijn, en dat de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van Nederland hierop moeten worden aangepast.” Dat lijkt op het oog een logische uitspraak, maar de grote vraag is of het huidige waterschap deze vraag wel inhoud kan geven. En niet vanwege dat het waterschap niet deskundig zou zijn, maar meer vanwege de samenstelling van het bestuur en dat het mandaat op de genoemde onderwerpen zeer beperkt is.
En natuurlijk, prachtig als Kuks vindt dat de waterschappen duidelijk stelling moeten nemen in het maatschappelijk debat over de toekomst van ons land, maar welke stelling dan? Het belang van de boeren? Het belang van de natuur? Het belang van woningbouw? Deze discussie hoort in eerste instantie thuis op het allerhoogste politieke niveau. Daar heeft men het de afgelopen decennia lelijk laten liggen, maar dat betekent niet dat nu het waterschap aan bod is. En natuurlijk voor het waterbeheer zijn de waterschappen de ogen en de oren van de samenleving. De waterschappen zijn bij uitstek degenen die van onderop knelpunten en ideeën kunnen aandragen om het beleid op provinciaal en nationaal niveau effectief vorm te geven. Maar ik moet er niet aan denken dat de waterschappen dat in die breedheid zelf zouden moeten gaan oppakken.
En om dan ook maar tegelijk tegen een heilig huis aan te schoppen, we zouden ons zelfs kunnen afvragen of waterschappen en het functioneren ervan nog wel van deze tijd is. Zeker als het gaat om ruimtelijke ordening en klimaat heeften provinciaal bestuur veel meer mandaat en dus veel meer slagkracht. Wat mij betreft zou het waterbeheer zo overgeheveld kunnen worden naar de provincie en zouden waterschappen omgevormd kunnen worden tot uitvoeringsorganisaties die het dagelijks waterbeheer doen. De RWZI’s zouden nutsbedrijf kunnen worden. Zeker zij zouden daarmee grote stappen kunnen maken in de efficiency van de waterzuivering.
Wat bedoel ik daarmee? In de afgelopen 10 tot 20 jaar zijn de RWZI ’s zich steeds meer gaan toeleggen op terugwinning van grondstoffen(fosfaat, cellulose, biogas, etc). Maar een grote doorbaak met substantieel resultaat heb ik tot nu toe niet echt gezien, misschien met uitzondering van een aantal initiatieven, zoals Waterstromen. Het succes van een goede afzet van reststromen wordt bepaald door kwantiteit en kwaliteit.
Eind vorige eeuw werd in de autobranche de organisatie Autorecycling Nederland opgericht. Ik was daarbij betrokken. Doel was om een hoger hergebruik te realiseren bij demontage van auto’s. Voor het ophalen een paar rubber strips per bedrijf was namelijk nooit veel belangstelling vanwege de geringe baten. Maar als je als verwerkingsbedrijf bij alle autodemontagebedrijven rubber kan ophalen, wordt het ineens interessant. Ook voor het autodemontage bedrijf, sommig restafval kreeg ineens een positieve geldwaarde.
Dat kan ook zomaar voor de RWZI’s gelden. Als ze met z’n allen gaan samenwerken en op landelijk niveau collectief contracten gaan afsluiten met afnemers dan kan dat voor beide partijen interessant worden. Bijvoorbeeld voor struviet. Zeker nu de totale gevolgen van kunstmest steeds meer onder het vergrootglas komen, zou struviet een geweldige vervanger kunnen zijn.
En een centrale organisatie, zoals ARN bij de autosector heeft nog meer voordelen. Je kunt een veel directere samenwerking met partijen als Wetsus en KWR tot stand brengen, waarbij uit een deel van de opbrengsten van de restproducten onderzoek gefinancierd kan worden om nog effectiever en efficiënter te worden met de terugwinning. Je zou dan ook kunnen kijken in hoeverre je samenwerkingen zou kunnen aangaan met bedrijven, die nu hun afvalwater moeten voorzuiveren. Bij Waterstromen werd zo’n samenwerking al tot stand gebracht met een voedselproducent en een leerlooier.
En als het echt succesvol zou worden, zou het zelfs kunnen leiden tot lagere belastingen(verontreinigingsheffing). Wat mij betreft is er wel één belangrijke voorwaarde aan verbonden, namelijk dat het zuiveren van communaal afvalwater altijd een publieke aangelegenheid blijft.
Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens - integraal waterbeheer
Redactie: dank, is gecorrigeerd.