Het internationale klimaatinstituut Global of Excellence on Climate Adaptation wordt in Rotterdam en Groningen gevestigd. De beide steden hebben het beste bod voor huisvesting van het instituut. Dat meldt het GCECA.
Er waren naast duokandidaat Rotterdam en Groningen nog zes andere steden in de race voor vestiging van het klimaatinstituut van de Verenigde Naties: Arnhem, Breda, Maastricht, Middelburg, Utrecht en Zwolle.
GCECA is een initiatief van de VN en wordt door Nederland en Japan en het milieuprogramma UNEP ontwikkeld. Het instituut zal in een wereldwijd netwerk van kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties, financiële instellingen en overheden initiatieven ontwikkelen en ondersteunen die gericht zijn op klimaatadaptatie.
In februari werd bekend dat Nederland het mondiale klimaatinstituut zou huisvesten. Het GCECA zocht voor minimaal vijf jaar representatief onderdak voor enkele tientallen mensen. Volgens het programma van eisen moet het kantoor perfect bereikbaar zijn met het openbaar vervoer en nabij een luchthaven liggen. De huisvestingskosten moeten worden betaald door de stad.
Een panel met vertegenwoordigers van de VN, het ministerie van Infrastructuur en Milieu en adviseurs maakte de keuze voor Rotterdam en Groningen.
Het GCECA licht dat besluit als volgt toe: “Rotterdam heeft een internationale reputatie op het gebied van klimaataanpassing opgebouwd. Daarnaast heeft de stad goede internationale toegankelijkheid. Het bouwt een nieuw klimaatneutraal drijvend kantoorgebouw voor het personeel van het klimaatcentrum. In Groningen wordt de GCECA opgenomen in het innovatieve, duurzame Energy Academy Europe kantoorgebouw. Met zijn universiteit en bedrijven die al actief betrokken zijn bij het klimaat, biedt de stad een perfecte voedingsbodem voor het klimaatcentrum.”
Lees ook hoe Nederlandse kennisinstituten inspelen op de komst van GCECA
De vraag is of dat dan komt door alleen de waterkwaliteit of dat het komt omdat we, bijvoorbeeld, gewoon gruwelijk dicht bevolkt zijn en ik al heel wat weilanden en dergelijke omgezet heb zien worden in woningen.
Mijn idee is overigens niet om te infiltreren in bestaande vennen - dat zou inderdaad de ecologie van die vennen veranderen – maar in aangelegde plassen (met een oppervlak minder dan 0,1 procent van de Veluwe). Die vallen droog, enkele dagen nadat infiltratie stopt. Infiltratieplassen hebben landschappelijk gezien wellicht wat waarde (als je saai naaldbos daarvoor kapt), aangaande natuur is die inderdaad beperkt.
Zeg 10 jaar geleden al waarschuwde ik dat we in 2027 in Nederland nooit de KRW doelen gaan halen. Ik betreur het ten zeerste dat ik gelijk ga krijgen. Ik voorspel nu dat we in 2030 met de mond vol tanden staan als Brussel ons vraagt wat onze plannen/maatregelen zijn om de Veluwe natuur en biodiversiteit te herstellen. Zonder fors ingrijpen in de waterbalans van het Veluwemassief gaan we verdroging echt niet bestrijden en zullen beken en sprengen niet structureel meer water voeren. Dat geef ik je op een briefje.