secundair logo knw 1

Duizenden kinderen bekijken tussen vrijdag en zondag het waterleven in slootjes I Foto: IVN / NIOO-KNAW

Veel kinderen gaan komend weekend op pad om het waterleven in slootjes onder de loep te nemen. Dat wordt voor de tweede keer gecombineerd met een nationaal slootjesonderzoek. De waterkwaliteit houdt niet over, blijkt uit de resultaten van vorig jaar.

De Slootjesdagen van IVN Natuureducatie zijn een begrip geworden. Elk jaar trekken duizenden kinderen er samen met hun ouders of grootouders op uit om waterdiertjes te tellen op ruim honderd plekken in het hele land. Vanaf aanstaande vrijdag 14 juni tot en met zondag 16 juni is het weer zover.

De gegevens die de kinderen verzamelen, worden gebruikt voor het Nationale Slootjesonderzoek. Het door IVN en het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) georganiseerde onderzoek vindt voor de tweede keer plaats. Bij de première van vorig jaar kwam er een gemiddeld cijfer van 6,9 voor de waterkwaliteit in slootjes uit de bus.

Sven Teurlincx            Sven Teurlincx“Dat klinkt natuurlijk best aardig”, merkt onderzoeker Sven Teurlincx van NIOO-KNAW op. “Maar het cijfer vertekent omdat het een afspiegeling is van de betere sloten in ons land. Kinderen kijken toch vooral in sloten waarop bijvoorbeeld geen dik kroosdek ligt. De 6,9 is dus niet per se een compliment. De betere sloten scoren net aan ruim voldoende, waar je een 8 of 9 zou verwachten.”

Waterdiertjes geteld
Teurlincx licht toe hoe het onderzoek door de kinderen en hun aanhang in zijn werk gaat. “Zij tellen waterdiertjes aan de hand van een lijst met macro-invertebraten. Met behulp van de telresultaten die op de Slootjesdagen-pagina van de site waterdiertjes.nl worden geregistreerd, kunnen we een score voor een sloot berekenen die globaal een indicatie van de biologische waterkwaliteit geeft. Er zijn daarnaast extra metingen, onder meer voor waterplanten. De deelnemers kunnen ook met een Secchischijf de helderheid van water bepalen en er is een eenvoudige meetmethode voor de dikte van de sliblaag.”

 '6,9 voor de betere sloten is niet per se een compliment'

Deze metingen worden nu herhaald. “Voornamelijk met het oog op continuïteit”, zegt Teurlincx. “Het grote voordeel is dat het onderzoek jaarlijks op grofweg hetzelfde moment is. Dat levert een mooie eerste indicatie van de kwaliteit van sloten in heel Nederland op.”

Het zou Teurlincx verbazen als er ditmaal erg andere patronen worden geconstateerd. “Ik verwacht dat de resultaten in grote lijnen hetzelfde zijn, al kunnen er wel kleinere verschuivingen optreden. Maar je weet het nooit want het weer in 2018 was wel extreem. Ook 2019 is een apart jaar, omdat bijvoorbeeld niet overal het grondwaterpeil is bijgetrokken.”

Grote variëteit
Hoe kijkt Teurlincx aan tegen de waterkwaliteit van slootjes? Hij wijst op zijn eigen onderzoek naar biodiversiteit in de polderlandschappen in het westelijke veenweidegebied, waarop hij eerder dit jaar is gepromoveerd. “Ik vond enorme verschillen in het planten- en dierenleven in de sloten en polders. Er zitten pareltjes tussen, maar er is ook veel kwaliteitsverschil tussen sloten die dicht bij elkaar liggen. De kans is daarom niet groot dat het lukt om als waterschapper met één monsterpunt een heel slootsysteem in kaart te brengen. Er is een sterke combinatie tussen water en landovergang. Als een boer net even anders maait of bemest, ontstaat er een ander effect op de waterkwaliteit.”

 'Er is veel kwaliteitsverschil tussen sloten die dicht bij elkaar liggen'

Er is ongeveer 330.000 kilometer aan sloten in Nederland. Het slotenlandschap is volgens Teurlincx dan ook zeer karakteristiek voor ons land. “De interactie tussen landgebruik en ecologie blijft echter lastig. Er zijn voorbeelden van sloten met een goede ecologische toestand, maar ze zijn zeker niet allemaal om over naar huis te schrijven. Dat heeft grote gevolgen voor de waterkwaliteit in sloten en daarmee uiteindelijk ook voor de drinkwatervoorziening en rioolwaterzuivering.”

Dit komt niet omdat boeren niet willen, stelt Teurlincx. “Verre van dat zelfs. De boeren moeten echter wel hun brood verdienen. We zouden hen moeten faciliteren om het anders te doen. Dat gebeurt onvoldoende. De samenleving zal echt keuzes voor een minder intensieve landbouw moeten maken.”

De NIOO-onderzoeker wil niet alleen somberen. Hij wijst erop dat het slotenlandschap heel heterogeen is. “Het leuke is dat sloten niet armer of rijker zijn, maar juist zeer diverse gemeenschappen bevatten. Er is veel variatie tussen sloten, die ieder op hun eigen manier waardevol zijn. Het is belangrijk om daar bij het land- en waterbeheer rekening mee te houden.”

Contact met water
Tot slot komt Teurlincx nog even terug op het slootjesonderzoek. “Het is mooi dat kinderen gegevens over de waterkwaliteit verzamelen. Die zijn voor ons nuttig voor een algemeen beeld, want kleine slootjes worden amper meegenomen in de reguliere monitoring van de Nederlandse waterkwaliteit. De Slootjesdagen zijn verder bedoeld om veel kinderen en hun ouders in contact te brengen met water en hoe onderzoek werkt. Juist daarom zijn de dagen van belang.”

 

MEER INFORMATIE
Slootjesdagen 14-16 juni
IVN over resultaten in 2018
Rapportage door NIOO-KNAW

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

Geachte mevr. Sien Kok,
alles is onlosmakelijk atomair verbonden binnen relativiteit van tijd/ruimte en eenheid geest stof, telen zonder chemie, inschakelen industrie en prive personen telt allemaal, maar denk ook even aan satellieten met hun negatieve effect op klimaat, 24/7. U geeft oude wetmatigheden een nieuw jasje. Succes, Jan Kalverdijk
Interessant. Hoe staat het met de PFAS-hoeveelheden die bij Chemelot in de Maas worden geloosd, wordt hier wel op gehandhaafd? 
Niet zo vreemd dat van die akker- en weidevogelsoorten de populaties teruglopen . Dat kan je zo hebben als je het vol zet met zonnepanelen en windturbines (birdblenders).
Dit heb ik ook nodig. Wij maken van slootmaaisel, een nieuw product, Wortelbeton, voor waterschap Rijnland. Artificiële Rietzudde, voor KRW- doelen. We hebben nog een toepassing van Wortelbeton en dat is veen maken. Daarmee werken we samen met gem Amsterdam en Waternet/AGV en VIP_NL. 
We willen een techniek ontwikkelen om de bodem omhoog te laten groeien met 1m p/jaar. We hadden al zitten denken aan dit systeem, maar ik zou graag eens willen praten over jullie ervaring of samenwerking .
@Almer BolmanEens Almer, de laatste twee kalenderjaren waren uitzonderlijk, extreem nat. En enkele jaren daarvoor extreem droog. Het lijkt er echter op dat wateroverlast eerder een reden is om in actie te komen dan droogte. De flanken van de Veluwe (en de beken aldaar) reageren zeer snel op natte en droge perioden omdat -zoals je weet - de reservoircoëfficiënt daar gering is. Daarom is mijn plan om juist niet op de flanken - dat heeft geen zin - maar op de hoge delen (daar is de genoemde coëfficiënt groot en de grondwaterstand diep) de grondwateraanvulling te vergroten, ofwel door vermindering van de verdamping ofwel door gecontroleerde (!) infiltratie van perfect voorgezuiverd rivierwater. Het doel is te bereiken dat beken en sprengen weer hóger op het massief ontspringen en langer water voeren. Dat zal een enorme boost geven aan natuur en biodiversiteit. Het kwelwater naar de beken is overigens geen infiltratiewater, het is en blijft geïnfiltreerd regenwater. Als we in hoge delen van de Veluwe water infiltreren, kiest dat een diepe, uitermate lange, langzame weg naar de randen van de Veluwe waar het pas na eeuwen - misschien zelfs millennia - opkwelt.
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.