De allereerste hoogwatervluchtplaats voor bevers, die eind februari in een zijtak van de Maas bij Oijen is geïnstalleerd, lijkt in de smaak te vallen bij de doelgroep. Eind maart legden cameravallen de eerste bever vast die het ‘hotel’ ook van binnen verkende, zo meldt Waterschap Aa en Maas.
Al in de eerste nacht nadat de drijvende constructie op zijn plek lag, die van 27 op 28 februari, was er bezoek geweest. Dat blijkt volgens het waterschap uit de afgeknaagde wilgentakken die aan de buitenkant waren bevestigd om het kunstmatige karakter te verzachten.
Op 12 maart werd vervolgens een bever op de loopplank naar de ingang vastgelegd. Het dier voelde zich daar blijkbaar steeds meer op zijn gemak, constateert Aa en Maas, want inmiddels wordt op deze plank ook gegeten en de vacht verzorgd. En er is dus, op 24 maart, minstens één bever binnen wezen kijken.
De grote vraag is nu of bevers de constructie accepteren als verblijfplaats tijdens hoogwater. Want daarvoor is deze – volgens het waterschap – eerste drijvende hoogwatervluchtplaats ter wereld bedoeld.
Drie alternatieven
Het ‘beverhotel’, een soort huisje op een vlot van 2 bij 2 meter, moet ervoor zorgen dat de dieren tijdens hoogwater niet in de dijk gaan graven. Daarmee brengen ze de stabiliteit van de dijk in gevaar, wat in het ergste geval tot een dijkdoorbraak kan leiden.
Als oevers en uiterwaarden overstromen, zien bevers zich genoodzaakt een nieuwe en droge plek te zoeken. Ze wijken dan vaak uit naar een nabijgelegen dijk, waar ze met hun graverij de waterveiligheid bedreigen.
In het project ‘Hoogwatervluchtplaatsen voor bevers’ van het landelijke Kenniscentrum Bevers zijn daarom drie alternatieven ontwikkeld. Naast de drijvende versie zijn dat een hoogwatereiland in de uiterwaarden en een hoogwatervluchtplaats tegen de dijk, waarbij grond door gaas van de dijk is gescheiden. Zo kunnen bevers een hol graven zonder schade aan de dijk zelf toe te brengen.
Andere dieren
Monitoring moet uitwijzen of de eerste drijvende hoogwaterschuilplaats doet waarvoor hij bedoeld is. Uit ervaringen in het buitenland met open drijvende hoogwatervluchtplaatsen, zoals pallets en vlotten van boomstammen, blijkt dat bevers deze wel gebruiken, maar bij koud en nat weer alsnog droge schuilplaatsen graven, vaak in een dijk. Een meer beschutte mogelijkheid moet dat voorkomen.
Ook andere dieren, zoals een wilde eend, toonden de afgelopen weken interesse in de deze ‘moderne Ark van Noach’. Dat is volgens het waterschap geen probleem. "Een bever laat zich niet snel verjagen en er is een ‘nooduitgang’ in de constructie aangebracht, zodat dieren altijd kunnen ontsnappen."
Voor dit project werkt Waterschap Aa en Maas samen met Waterschap Rivierenland en de Zoogdiervereniging; kenniscentrum STOWA, Rijkswaterstaat en ProRail tekenden voor de financiering.