In een deel van de Oostvaardersplassen is het waterpeil in 2020 voor enkele jaren omlaag gebracht. Onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Ecologie monitorden de effecten van deze droogvalperiode op de vegetatie en de biodiversiteit. Ze concludeerden dat de tijdelijke peilverlaging leidde tot een veerkrachtiger en meer divers ecosysteem.
Sinds een droogvalperiode in de jaren tachtig van de vorige eeuw was het waterpeil in de Oostvaardersplassen dertig jaar stabiel. “De beheerders stelden vast dat de variatie in het gebied afnam en waren benieuwd of een nieuwe periode van droogval positief uit zou werken op de biodiversiteit in het gebied”, vertelt Kerstin Bouma.
Kerstin BoumaBouma - op dat moment verbonden aan het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) – nam de monitoring van de Oostvaardersplassen ter hand en promoveerde onlangs op haar bevindingen.
Omdat het waterpeil in het westelijk deel omlaag werd gebracht en in het oostelijk deel niet, ontstond ook een ideale situatie om de verschillende stadia te vergelijken. “We hebben gekeken naar de voedselbeschikbaarheid voor verschillende soorten vogels, naar de ontwikkeling van de vegetatie en naar de rol die grazers als ganzen en edelherten hierin spelen.”
Bouma concludeerde dat het waterpeil sturend is voor de veranderingen in de plantengroei en de beschikbaarheid van voedsel voor verschillende soorten dieren. “Variëren in het waterpeil biedt meer vogelsoorten de kans een gebied te gebruiken als broed- en voedselplaats. Als voorbeeld, sommige steltlopers stellen eisen aan de diepte van het water om het aanwezige voedsel überhaupt te kunnen bereiken. Bij een gevarieerd waterpeil, krijgen zulke soorten dus ook de kans.”
Het lijkt dus zinvol voor beheerders van kleimoerasgebieden, die vooral langs rivieren en de kust te vinden zijn, om te kiezen voor een dynamischer peilbeheer dan nu vaak gebruikelijk. Maar let op: “er verdwijnt ook habitat, bijvoorbeeld voor duikende eenden. Daarom is het op iets grotere schaal belangrijk om het waterpeil in slechts delen van het moeras te verlagen.”
Ook raadt Bouma samenwerking en overleg met naburige natuurgebieden aan. “Wat je eigenlijk wilt is dat verschillende fases (droog, nat en er tussenin) elkaar afwisselen op niet al te grote afstand van elkaar. Dat leidt er namelijk toe dat een zo groot mogelijk aantal soorten kansen krijgt in een natuurgebied.”
De effecten van deze droogvalperiode in de Oostvaardersplassen, waren overigens net anders dan de effecten van de droge periode eind jaren tachtig. “Een ecosysteem reageert niet elke keer hetzelfde. Dat is nog wel belangrijk om te beseffen. Daarom is het goed als gebiedsbeheerders zulke processen goed monitoren.”
De vraag is of dat dan komt door alleen de waterkwaliteit of dat het komt omdat we, bijvoorbeeld, gewoon gruwelijk dicht bevolkt zijn en ik al heel wat weilanden en dergelijke omgezet heb zien worden in woningen.
Mijn idee is overigens niet om te infiltreren in bestaande vennen - dat zou inderdaad de ecologie van die vennen veranderen – maar in aangelegde plassen (met een oppervlak minder dan 0,1 procent van de Veluwe). Die vallen droog, enkele dagen nadat infiltratie stopt. Infiltratieplassen hebben landschappelijk gezien wellicht wat waarde (als je saai naaldbos daarvoor kapt), aangaande natuur is die inderdaad beperkt.
Zeg 10 jaar geleden al waarschuwde ik dat we in 2027 in Nederland nooit de KRW doelen gaan halen. Ik betreur het ten zeerste dat ik gelijk ga krijgen. Ik voorspel nu dat we in 2030 met de mond vol tanden staan als Brussel ons vraagt wat onze plannen/maatregelen zijn om de Veluwe natuur en biodiversiteit te herstellen. Zonder fors ingrijpen in de waterbalans van het Veluwemassief gaan we verdroging echt niet bestrijden en zullen beken en sprengen niet structureel meer water voeren. Dat geef ik je op een briefje.