secundair logo knw 1

De droge zomer heeft tot nu toe minder impact dan vier jaar geleden. Dat laten satellietbeelden van de Groenmonitor.nl, een project van Wageningen University & Research, zien. Uit de beelden worden ook regionale verschillen duidelijk. Vooral de zandgronden in het oosten en de kleigronden in Zeeland hebben het zwaar te verduren.

“De jaren 2018 en 2022 schelen niet veel qua neerslagtekort in de zomer”, zegt Gerbert Roerink, onderzoeker bij de WUR. “In 2018 was het van juni tot half augustus kurkdroog. Dit jaar hebben we in april, mei en juni toch nog wat meer regen gehad. Nu lijkt nog geen einde aan te komen aan de droge zomer. We verwachten dan ook dat de grasconditie verder verslechtert.”

Gerbert RoerinkGerbert RoerinkDe meeste regionale verschillen zijn volgens Roerink relatief eenvoudig te verklaren uit de grondsoort. Dat de kleigronden in Friesland de droogte beter lijken te doorstaan dan die in Zeeland roept wel vraagtekens op. “Dat zou eens onderzocht moeten worden. Het zou kunnen dat verzilting daar een rol in speelt. Of dat de grondwaterstanden daar lager zijn. Het is een opmerkelijk verschil.”

Volgens Roerink is het belangrijk om de gevolgen van de droogte voor de gewassen goed te monitoren. Op Groenmonitor.nl wordt dat gedaan door de conditie van het grasland te vergelijken. “We hebben gekozen voor grasland omdat gras door het hele land ligt, en daarmee een mooi landelijk beeld biedt. Daarnaast is gras redelijk droogtegevoelig en geeft dus een goede indicatie van de gevolgen van droogte.”

De gevolgen van de droogte, afgeleid uit de de groenheid van het gras, monitort Roerink via satellietbeelden. Deze beelden worden vervolgens omgezet naar een groenindex die de hoeveelheid groene biomassa kwantificeert. “Zo’n index kwalificeert en objectiveert de gevolgen van de droogte. Dat biedt vervolgens handelingsperspectief. Dat is nodig, want we moeten nog echt leren omgaan met droogte in ons land. Toen meneer Celsius driehonderd jaar geleden met zijn graden kwam om de temperatuur te meten, wisten veel mensen ook niet wat ze er aan zouden kunnen hebben. Dat zal met deze index ook zo zijn. Nu zegt het niemand iets als de index op 0,4 staat, maar het biedt geweldige mogelijkheden om op perceelniveau problemen met beregenen of bemesten op te lossen.”

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

Afbreekbaarheid moet in de toekomst als eerste beoordelingsparameter voor toelating van stoffen worden ingevoerd. Er ontstaan anders onomkeerbare problemen in de toekomst.
In aanvulling hierop: Wij hebben voor terrein- en rivierbeheerders (VNBE) nog meer maatregelen in kaart gebracht om deze problemen te mitigeren (zie ook bijlage):
 
@Hans MiddendorpHoi Hans, beetje makkelijke reactie van het waterschap ('eerst moeten de waterbedrijven wat doen, tot die tijd kunnen wij niks doen'). De Waprog plaatste in 1986, in één jaar tijd, meer dan 100.000 watermeters bij gezinnen thuis. Dat kostte toen maar 150 gulden (!) per watermeter. Als de waterpartners echt zouden willen samenwerken, kan dit zo zijn opgelost. Dus ja, bureaucratie zegeviert. Niet iets om trots op te zijn.
@Gert Timmerman Eens. We moeten met al ons water zuinig omgaan (en het niet verontreinigen) zeker met zoet grondwater en met drinkwater.